Foto: Pumpkin Pie Eating Contest ter gelegenheid van The Great Highwood Pumpkin Festival
Er zijn allerlei berekeningsmanieren en formules in omloop om te weten te komen hoeveel een kind moet drinken. Een kind aan de borst drinkt tot hij genoeg heeft en hoeveel dat is, bepaalt hij zelf in samenspraak met de productie- en opslagcapaciteit van zijn moeder. De natuurlijke tendens bij een mensenkind is een voedingspatroon met zeer frequente kleine volumes. Die frequentie kan zo hoog zijn dat het uitkomt op een semi-continuvoeding. Zeker in de eerste weken is drie uur de maximale interval tussen twee voedingen en eigenlijk is dat al te lang. Bij drie uur tussen de voedingen is de maag namelijk al helemaal leeg lang voordat er weer eten in komt, want moedermelk is na twee uit de maag verdwenen. Bij de moeder is het prolactine gehalte na drie uur ook weer helemaal in het diepste putje beland en moet dus een veel grotere sprong maken om weer op productieniveau te komen. Met name in de begintijd is dit een negatieve factor voor een goede en stabiele melkproductie tijdens de hele lactatieperiode. Het voeden van een kind is ook geen eetwedstrijd waarbij zo veel mogelijk eten in zo kort mogelijke tijd binnen gewerkt moet worden.
Een mensenbaby moet dus veel drinken, maar niet te veel tegelijk. Onderzoek door onder andere de Hartman groep in Australië heeft aangetoond dat in de eerste maand de hoeveelheid dagelijks gedronken melk oploopt tot 750-1000ml* gemiddeld. Tussen ongeveer een maand en de helft van het eerste levensjaar verandert dat niet noemenswaardig. Dat betekent dat de calorische behoefte per kilo lichaamsgewicht daalt met het ouder en groter worden. Dat is ook logisch, want de groei in de eerste paar maanden is heel wat sneller dan daarna. Tegen dat het kind een maand of drie-vier is, weegt hij dubbel zoveel als bij de geboorte. Om diezelfde hoeveelheid er nog eens bij te krijgen is nog eens driekwart jaar tot een jaar nodig (tweeëneenhalf tot drie keer het geboortegewicht bij de eerste verjaardag). Na de eerste zes maanden is er meer voeding nodig, en die wordt dan gaandeweg geleverd door de bijvoeding. In het tweede halfjaar blijft de dagbehoefte aan melk dus rond die 750 tot 1000ml liggen. De maat van de voedingen blijft ongeveer even groot en dus de frequentie ook.
Allemaal leuk om te weten, maar van weinig belang voor een kind dat de hele dag dicht bij zijn moeder is met onbeperkte toegang tot haar borsten. Anders wordt het als moeder moet gaan werken of studeren en haar kind niet mee kan nemen. (Dat is een onderwerp voor een andere keer, dat wel of niet meenemen). Dan zal er dus berekend moeten worden wanneer, hoe vaak en hoeveel per keer het kindje aan melk nodig heeft. Daar zijn verschillende benaderingen voor. De ene soort is de materialistische benadering en de andere de procesmatige. De eerste soort gaat uit van cijfers, de tweede van fysiologie. De cijfertjes zijn relatief simpel: een baby heeft per etmaal 150ml melk nodig per kilo lichaamsgewicht per dag, verdeeld over het gewenste aantal voedingen. Die 150ml daalt in de loop van een aantal maanden naar 120ml. Een kind van 5,5kg heeft per dag dus 5,5x150ml=750ml melk nodig. Zou het kind de volle 24 uur van de moeder gescheiden zijn, dan zou hij dat dus nodig hebben, verdeeld over een bepaald aantal voedingen, bij voorkeur minimaal 8. Gelukkig zijn de meeste moeders niet de volle 24 uur weg, maar bijvoorbeeld 8 uren. Dan zou het kind dus, zuiver mathematisch gezien, een derde deel van die 750ml, is 250ml, in die tijd nodig hebben.
De andere benadering gaat uit van de fysiologie van de baby die behoefte heeft aan veelvuldige kleine maaltijden. Een maat die daarbij gehanteerd kan worden is baby’s eigen vuist. De maag-in-rust van elk persoon is zo groot als zijn eigen vuist (tenzij deze is opgerekt door een levenslange gewoonte van oversized porties). Een kleinere normale maaltijd is twee vuisten groot**, een flinke maaltijd drie vuisten en meer dan dat kwalificeert als kerstdiner. Neem daarbij in gedachten dat moedermelk binnen twee uur uit de maag verdwijnt en dat elke twee uur dus eigenlijk de minimale frequentie is. Dan heeft de baby dus gemiddeld genomen elke twee uur twee tot drie van zijn eigen vuisten aan melk nodig. Let op het woord ‘’gemiddeld’’, dit is ongeveer het belangrijkste woord in dit hele verhaal. Geen enkel kind is gemiddeld of gedraagt zich gemiddeld of heeft gemiddeld honger. Om te weten hoeveel die vuistgrote porties zijn neem je een waterballonnetje en vult dit met water tot het zo groot is als het vuistje van je kind. Giet dit in een maatbekertje of flesje met maatverdeling. Per voeding heeft jouw kind dus waarschijnlijk twee tot drie keer die hoeveelheid nodig, een keer of twaalf of vaker per etmaal. Uiteraard zal een kind dat vaker wil drinken minder per keer nodig hebben. Vierentwintig keer een enkel vuistje is voor de meeste kinderen ook geen enkele probleem.
Wat wel een probleem is, is dat kindjes met gemak dubbele hoeveelheden wegwerken uit een flesje en moeders of verzorgers makkelijk denken dat het kind gewoon zoveel honger heeft. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat flesdrinken te makkelijk en te snel gaat. Hierdoor is de maag al lang en breed vol voor het seintje daarover bij de hersenen is aangekomen. Een ander belangrijk aspect is dat zo snel een flesje leegdrinken niet tegemoet komt aan de grote zuigbehoefte van de meeste kinderen. Drinken aan de borst is een veel ingewikkelder techniek, de melk stroomt niet altijd even hard tijdens een voeding en het kind moet het stromen van de melk actief aansturen. Door een bepaalde flesvoedingstechniek te gebruiken kan daaraan een beetje tegemoet gekomen worden. Dit heet therapeutisch flesvoeden of paced bottlefeeding.
In het kort komt het erop neer dat drinken uit een fles wat moeilijker wordt gemaakt. Ten eerste zorg je altijd voor een speen met een zo klein mogelijk gat. Kies liefst een pasgeborenen speen (in een tepel komen immers na een paar weken of maanden ook niet ineens meer of grotere gaatjes!), draai de dop stevig aan, zodat er geen lucht bijkomt waardoor de stroom sneller wordt. Neem het kind in een rechtop zittende positie op schoot, zo veel mogelijk naar de voeder toegekeerd en biedt het flesje in een zo horizontaal mogelijke positie aan. Biedt de speen aan zoals de tepel en laat het kind zelf aanhappen (duw de speen niet tussen de lippen door naar binnen; dat heet dwangvoeden). Zorg dat het kind de speen diep in de mond neemt, de lippen liggen bij voorkeur tegen de dop uitgekruld en de tong ligt tussen de speen en de eigen onderkaakrand. Laat het kind de melk in eigen tempo drinken en respecteer de pauzes die hij neemt. Net als bij drinken aan de borst. Een voeding mag zeker wel 15 minuten duren.
Om meerdere redenen (eenvoudiger transitie, voldoende melk inname, maar ook de aanmaak en afgifte van specifiek afweerstoffen) is het een goed idee om je kind te voeden als je hem achterlaat bij de oppas en als eerst voor je hem weer meeneemt, ter plekke dus, in het KDV of de crèche. Instrueer de verzorgers van je kind dat voedingen maximala 3 uur uit elkaar liggen maar liever 2 uur en ook graag rond de slaapjes zijn gegroepeerd. Dus eten-slapen-eten.
*) Die 1000ml is bij moedermelk geen absoluut maximum, maar de hoge kant van gemiddeld. Sommige kinderen hebben behoefte aan bovengemiddelde hoeveelheden. Voor kinderen die geen moedermelk, maar kunstvoeding krijgen is die 1000ml wel een echt maximum. Het risico op overvoeren en obesitas op korte en lange tiermijn stijgt snel bij dagtotalen oven de 1000ml niet-menselijke melk. Ook lever en nieren krijgen het moeilijker bij het verwerken van zoveel niet-menselijke voedingstoffen en hun afval.
**) Neem voor jezelf de proef op de som: leg je beide vuisten (knokkels tegen elkaar en handrug omhoog) naast elkaar op en dinerbord. Dat is een kleine maaltijd, Nog een derde vuist erbij (voor voorafje of dessert) maakt er een flinke maaltijd van. Twee vuisten passen, als het goed is, ook mooi in een lunchbox.