Foto: Nelly Frijda als Ma Flodder, Huub Stapel als Johnnie en Mandy Negerman als Toet in Flodder in Amerika! (1992)
Ma Flodder drinkt zelfgestookte jenever, rookt dikke sigaren, eet soepen en stamppotten waarvan je echt niet wilt weten wat erin zit en toch oogt ze kerngezond. Iedereen kent ook wel in de familie of kennissenkring de beroemde opa van 96 die een dagelijkse neut bij zijn sigaartje geniet en nog opperbest wegkomt. We weten ook allemaal dat zowel Ma Flodder als Opa-van-96 eerder ondanks dan dankzij het roken en drinken in goede gezondheid verkeren. We weten tegenwoordig allemaal dat roken en drinken niet goed voor de gezondheid zijn, evenals ongezond eten, slaap te kort en luchtvervuiling. En kunstvoeding voor baby’s. Maar wat weten we eigenlijk, want zo vaak hoor je iemand zeggen dat dat allemaal wel zal meevallen, want ze zijn er zelf toch ook gezond groot op geworden, en we kennen allemaal de eerder genoemde opa’s en Ma Flodders. En ''als het zo gevaarlijk was zou het niet verkocht worden'', maar dat is voor een ander blog.)
Het probleem zit voor een deel in de manier waarop onderzoeksresultaten worden gepubliceerd en geïnterpreteerd. Er zijn maar weinig zaken die per direct dodelijk zijn, het gaat vrijwel altijd om glijdende schalen. Veel gevaarlijke dingen zijn alleen dosisafhankelijk gevaarlijk. Neem nu water. Drinkwater. Dat is over het algemeen veilig, in onze contreien. Er zitten mineralen in die meestal goed voor ons zijn en wat lichte verontreinigingen waarmee ons afweersysteem over het algemeen goed raad mee weet. Toch kun je van gewoon kraanwater of flessenwater behoorlijk ziek worden. Als je er maar genoeg van achter elkaar drinkt. Dit heet waterintoxicatie. Het feit dat in sommige gevallen mensen ziek worden en zelfs overlijden door het drinken van grote hoeveelheden water is echter geen reden om het drinken van water te ontmoedigen.
Het ligt dus aan de dosering en de omstandigheden of een bepaald voedingsmiddel of genotsmiddel schadelijk is of niet. Hetzelfde geldt voor allerlei andere veilige/onveilige keuzes. Het is mede daarom dat ik eigenlijk een hekel heb aan uitspraken als ‘’borstvoeding beschermt tegen <vul ziekte of aandoening in>’’. Ten eerste beschermt borstvoeding niet, maar leveren alternatieven risico’s, maar vooral ook omdat dat zo vaak verkeerd geïnterpreteerd wordt. Stel er is een onderzoek gedaan naar de invloed van voedingskeuze voor zuigelingen op het vóórkomen van een bepaalde ziekte. Een uitkomst kan dan zijn dat die ziekte bij de ene groep kinderen vaker voorkomt dan bij de andere groep. Er wordt dan al snel geroepen dat de keuze met de minste ziektegevallen kennelijk een beschermende werking heeft. Dat komt dan zo in het nieuws. Het gemiddelde publiek (en soms de journalist ook) leest dat dan als dat je met die positievere voedingskeuze de onderzochte ziekte niet meer kan krijgen of dat je bij de mindere keuze die ziekte dus beslist zult krijgen.
En dat is waar het fout gaat en daar komen dan de reacties als ‘’ik heb kunstvoeding gehad en ben er ook goed groot op geworden’’. Welke voeding baby’s ook krijgen, het overgrote deel zal in een redelijke tot goede gezondheid groot worden. En welke voeding baby’s ook krijgen, sommigen worden ziek, erg ziek of gaan dood. Want onderzoeksresultaten zijn nooit, echt nooit, absolute waarheden. Het zijn statistieken en kansberekeningen.
Om dit duidelijker te maken stel je je twee groepen van elk 1000 kinderen voor. De ene groep krijgt biologisch normale voeding, borstvoeding zoals onze blauwdruk dat heeft bedoeld, en de andere groep krijgt geen of weinig borstvoeding. In beide groepen zullen kinderen ziek worden, maar in de tweede groep zullen er dat meer zijn. Neem nu twee groepen van 1000 kinderen die ziek zijn, ook weer een groep die borstvoeding krijgt en eentje die dat niet of weinig krijgt. In beide groepen zullen zeer ernstig zieke kinderen zijn, maar weer in de tweede groep meer. Tot slot nemen we twee groepen ernstig zieke kinderen met of zonder borstvoeding. Dan zullen er, hoe spijtig ook, in beide groepen kinderen overlijden. In de groep zonder borstvoeding zullen er dat meer zijn.
Kinderen die geen borstvoeding krijgen hebben dus een verhoogd risico om ziek te worden en te overlijden ten opzichte van kinderen die enkel borstvoeding krijgen. Dat betekent niet dat alle kinderen die kunstvoeding krijgen dus ziek worden en het betekent evenmin dat kinderen die enkel borstvoeding krijgen nooit ziek zullen worden. Borstvoeding beschermt kinderen niet tegen ziek worden, maar houdt hun risico zo laag als mogelijk is. Alternatieven voor borstvoeding verhogen dat risico.
Voor wie iets verder kijkt dan alleen de eindconclusie kan ook zoeken naar de exacte cijfers van een onderzoek. Stel dat voor een bepaalde keuze in gezondheidsgedrag een groep kinderen wordt bekeken op het vóórkomen van een bepaalde aandoening en zij vinden 5 kinderen met die aandoening. In de groep waar andere keuzes werden gemaakt vinden zij 10 kinderen met die aandoening. Dat lijkt dan een enorme risicoverhoging, een verdubbeling. Als de groepen onderzochte kinderen maar 10 individuen groot waren is de uitslag verpletterend. Waren het groepen van 100 kinderen elk dan was er een vergroting van risico van 5% naar 10%, nog steeds substantieel. Maar als het ging om groepen van 1000 kinderen was het een verhoging van 0,5% naar 1%. Nog steeds een verdubbeling, maar beide zeer lage risico’s.
Hoe groter de groep kinderen waarin onderzoek wordt gedaan, hoe relevanter de cijfers. Onderzoeken met N=1 (N betekent het aantal onderzoek subjecten), met andere woorden ‘’mijn kind heeft nooit borstvoeding gehad en is kerngezond’’ of ‘’die van de buren heeft nooit anders dan borstvoeding gehad en is altijd verkouden’’, zijn per definitie onbetrouwbaar en geven geen enkel feit weer over de werkelijk risico’s en gevaren en bescherming. Net als de opa’s van 96 en de Ma Flodders.