Ik heb het, meen ik, al wel eens een keer gehad over het feit dat mensen dragers zijn. Onder de vele soorten zoogdieren zijn er soorten die hun enige jong goed verstoppen en er maar af en toe naar toe gaan om te voeden. Dat maakt de jongen veilig voor de speurende zintuigen van roofdieren. Andere soorten laten hun jongen samen met die van andere moeders van dezelfde soort in een grote groep op een veilige plaats achter om zelf te kunnen jagen. Dan zijn er de soorten die hun jongen bij elkaar in een warm, veilig verscholen nest achterlaten en ze daar om de zoveel uur komen zogen. Dat zijn allemaal soorten van verstoppers. Er zijn ook zoogdiersoorten, meestal kuddedieren, waarvan de jongen na de geboorte direct kunnen staan en vrij snel ook kunnen lopen en rennen; zij gaan kort na de geboorte mee met de kudde en daar in die grote groep zijn ze relatief veilig voor roofdieren. De soorten die niet vallen onder hen die de jongen achterlaten, verstoppen of met zich laten meelopen zijn de dragers (een paar zijn de winterslapers, maar die lijken als ze niet winterslapen in zorggedrag sterk op de dragers).
Bij die laatste groep, de dragers, horen wij dus ook, samen met de andere primaten. Dragers hebben hun jongen voortdurende tegen hun lijf aan, dag in, dag uit, dag en nacht, 7 dagen per week. De jongen van dragers zijn in hun eerste meest kwetsbare periode nooit zonder lichamelijk contact met een ander dier van hun groep, bij voorkeur hun moeder. Zowel de moeder als het jong hebben allerlei instincten en gereedschappen om te zogen dat dat kan en niet te veel moeite en energie kost, dat dragen en gedragen worden. Wij menselijke dragers hebben die instincten ook, maar de gereedschappen, die zijn voor een deel weg-geëvolueerd. We hebben voornamelijk nog haar op ons hoofd en de mannelijke exemplaren ook op hun gezicht. En verspreid over het lichaam, op vaak wat onhandige plaatsen (onhandig wat betreft vastgrijpen door een jong) nog hier en daar een plukje. Daarbij hebben we in onze cultuur de gewoonte om het beetje haar dat we op ons lijf hebben rigoureus te verwijderen, zodat we een spiegelglad oppervlak rondom ons lichaam hebben. We doen er dan weer wel textiel omheen, maar meestal willen we daar liever geen kinderknuistje aan die zich erin vasthaken.
Vanwege dat gebrek aan een vacht om te gebruiken als draaghulpmiddel, zijn mensen sinds het begin der haarloze tijden op zoek geweest naar andere draaghulpen. De uitkomsten van die zoektochten zijn net zo gevarieerd en veelzijdig als de mens zelf. De ene al wat handiger dan de andere, de ene al wat ergonomischer dan de andere. Sommige draaghulpen haalden het kind en de moeder uitelkaar, zoals de ophangplankjes van sommige Native American stammen. De draaghulpen op wielen zijn met name de laatste handvol generaties in de westerse culturen erg populair. Maar de meeste draagsystemen dragen het kind dicht tegen een lichaam aan, vaak met veel huidcontact. sommige toestellen hangen aan het hoofd van de drager, andere zijn om de romp heen gewikkeld (torso dragers), anderen dragen hun kind op de heup, de rug of de buik. Vrijwel alle traditionele draagsystemen laten het kind naar de drager gekeerd zitten.
Zoals zwangerschap, baring en borstvoeding is nu ook het dragen geprofessionaliseerd. Het dragen van een kind is een echte wetenschap geworden. De draagsystemen worden bijbehorend ingewikkeld en de lengte van de doeken komt soms dicht in de buurt van een traploper. Kindjes zitten goed stevig tegen de drager aan, in een mooie, ergonomisch verantwoorde houding en die ergonomie geldt ook voor de dragende persoon. Er zijn ook allerlei soorten voorgevormde dragers, waarbij ook gezorgd is voor een goede houding voor het kind en comfort voor de drager. In al deze systemen zitten de kinderen naar de drager gericht op de buik of op de rug. De meeste kindjes vinden het heerlijk en laten zich graag meedragen en in slaap wiegen.
Deze manieren van dragen, zoals ze tegenwoordig in onze contreien worden gepropageerd door draagspecialisten zijn prachtig en ergonomisch verantwoord voor drager en gedragen kind. Ze hebben wat mij betreft één heel groot nadeel. Ze zijn niet praktisch. Het aandoen van zo’n meterslange doek, het knopen en fatsoeneren ervan doet denken aan het kleden van een vrouw in traditionele Zeeuwse klederdracht. Er is een cursus of uitgebreid persoonlijk consult nodig om het te leren en even gauw het kind in de doek doen is er niet bij. En door die ingewikkeldheid is het mijns inziens ook een belemmering voor voeden op verzoek. Ik wil daarom een lans breken voor de korte doeken die in een handomdraai aan en uit kunnen en even eenvoudig kunnen worden versteld.
Een pleidooi voor de slendang en de ringsling. In zijn eenvoudigste vorm een simpele, dunne lap geweven stof van pak-em-beet 1 bij 2 meter (of 90 bij 210 centimeter) die over een schouder wordt gehangen en op de tegenoverliggende heup met een simpele platte knoop gesloten. Knoop naar de rug, kind rechtop erin, met de beentjes wijd gespreid et voila: klaar. Beetje prutsen met de reep die over de schouder ligt, zodat de spanning rond het kind goed wordt en de doek over een zo breed mogelijk deel van de schouder wordt gedragen. En even bedenken of kindlief op de buik, de heup of de rug gaat. De ringsling gebruikt twee ringen in plaats van een knoop en is daarmee nog eenvoudiger aan te passen aan wat er op een bepaald moment nodig is.
Grote voordeel van dit makkelijke aan en uitdoen is dat borstvoeding geven geen enkel probleem is. Bij een meer ingewikkelde doek kan voeden makkelijk worden uitgesteld omdat het zo’n gedoe is. Met een slendang of ringsling is het een kwestie van de borst vrijmaken en eventueel de doek iets losser te maken zodat het kind wat lager zit. Een klein nadeel is dat het voor de drager ietwat minder ergonomisch is om asymmetrisch te dragen. Dit kan worden ondervangen door afwisselend op de rechter en de linker schouder te dragen.
Filmpje: Dragen. De kwaliteit is niet grandioos, maar het geeft een aardig overzicht van dragen in allerlei tijden en plaatsen.
http://www.youtube.com/watch?v=ktHblIKS_yo
Nog een heel simpele manier om een slendang te knopen, met een slipknoop om eenvoudig te kunnen verstellen. Het is niet erg als je de taal niet verstaat, als je goed kijkt zie je precies hoe het moet. De ''pouch'' gebruik je niet of alleen als boodschappentas.
Nog een heel simpele manier om een slendang te knopen, met een slipknoop om eenvoudig te kunnen verstellen. Het is niet erg als je de taal niet verstaat, als je goed kijkt zie je precies hoe het moet. De ''pouch'' gebruik je niet of alleen als boodschappentas.