Foto: Karl Urban (L) als Bones (dr McCoy) in Star Trek: The Future Begins (2009) en DeForest Kelley (R) als Dr. ''Bones'' McCoy in Star Trek (1966–1969), twee keer hetzelfde karakter door verschillende acteurs, maar in beide vertolkingen een niet heel vriendelijke dokter, maar met het hart op de juiste plaats.
‘’De borstvoeding-vriendelijke praktijk: het optimaliseren van de zorg voor zuigelingen en kinderen.’’ Aldus de titel van het herziene protocol nummer 14 van de Academy of Breastfeeding Medicine (ABM). De ABM is een vriendelijke club, bestaande uit artsen die van borstvoeding weten, die onderling hun kennis willen uitbreiden en deze delen met en uitdragen naar andere artsen. Dit protocol gaat nog verder dan dat en omvat in de term ‘’physician’’ alle zorgverleners die de primaire zorg voor zwangeren en Moeder-en-Kindzorg. Het is een document dat expliciet voor internationaal gebruik is bedoeld, met duidelijk aanwijzingen om de algemene aanbevelingen te vertalen naar de plaatselijke en culturele omstandigheden en wetgeving. Aan de hand van 19 punten wordt in dit protocol een handreiking gegeven om te zorgen dat in de betreffende praktijk (van een huisarts, kinderarts, verloskundige/vroedvrouw, maar ik denk dat het ook van toepassing is op consultatiebureaus/Kind&Gezin) borstvoeding actief, proactief en effectief wordt ondersteund, aangemoedigd en beschermd.
De aanbevelingen zijn deels gebaseerd op de ‘’Tien Vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding’’ van Unicef en WHO en zijn in overeenstemming met de WHO Code voor de marketing van moedermelkvervangers. Het eerste punt gaat dan ook over het opstellen van een beleid en protocol rondom borstvoeding en het bekend maken daarvan. Het opstellen van beleid en protocol houdt dan impliciet in dat er gewerkt wordt naar de nieuwste wetenschappelijke inzichten en bij gebrek aan EBP naar Best Practice. Het tweede punt gaat in op multicultureel bewustzijn met de aanbeveling om je op de hoogte te stellen en begrijpen van cultureel bepaalde gebruiken en overtuigingen en het zorgen voor mensen die de talen spreken van het cliënteel van de praktijk. Voor praktijken waar mensen uit een diversiteit van ethische achtergronden komen is ook het voorlichtingsmateriaal liefst geïllustreerd met mensen van diverse achtergronden. Zo zal een praktijk in volksbuurten in Amsterdam of Antwerpen wat dat betreft anders ingericht en bemand zijn dan eentje in de Achterhoek of het Kempische platteland.
Punt 3 gaat over praktijken die ook zwangerschapszorg bieden en geeft aanwijzingen voor goede promotie van en voorbereiding op het geven van borstvoeding en het maken van een geïnformeerde keuze. Punt 4 gaat over de periode van het directe postpartum Deze is minder specifiek, omdat dat in verschillende landen en culturen zo heel anders kan zijn geregeld wat betreft opname duur bij een ziekenhuis bevalling, al niet de mogelijkheid van thuisbevallingen en de vergoedingen door zorgverzekeringen. De algemene aanbeveling is om het eigen beleid en protocol breed bekend te maken en waar mogelijk te delen en zo veel mogelijk samen te werken met of in elk geval in gesprek te komen en blijven met andere zorgverleners in deze periode. Het vijfde item is kort maar krachtig: moedig moeders aan om alleen humane melk te voeden en het gebruik van water, suikerwater of kunstvoeding zo veel mogelijk te vermijden, en het gebruik flessen, spenen en fopspenen op zijn minst uit te stellen tot het drinken aan de borst goed is ingeoefend en gestabiliseerd.
Nummers 6 en 7 bespreken manieren waarop kan worden gezorgd voor goede follow up na de eerste dagen of na het ontslag uit het ziekenhuis. Het doel is dat moeders en kinderen in die kwetsbare eerste weken regelmatig worden gezien door iemand met verstand van zaken inzake borstvoeding, dat moeders weten waar en wanneer ze tussentijds hulp kunnen krijgen en dat zij toegang hebben tot schriftelijk of audiovisueel informatiemateriaal over borstvoeding in het algemeen en wanneer er problemen rijzen. Daarbij hoort dat zowel de zorgverlener als de moeder weet waar goede, betrouwbare informatie verkrijgbaar is. De waarschuwing dat informatiemateriaal uit een niet-commerciële bron moet komen mag overdreven lijken, maar het belang daarvan wordt vaak genoeg over het hoofd gezien.
In de nummers 8 en 9 gaat het over de inrichting van de praktijkruimten, inclusief de wachtkamer en de receptie. De aankleding en decoratie horen vrij te zijn van bijdragen door de industrie die in de WHO Code wordt bedoeld en het moet expliciet duidelijk zijn dat borstvoeden in alle ruimtes van de praktijk wordt toegejuicht en dat er voor moeders die dat zelf willen privéruimte beschikbaar is. Nummer 10 gaat over het opstellen van een telefonisch triageprotocol, inclusief en lijst met referentiematerialen, zodat elke moeder die belt zo efficiënt mogelijk geholpen kan worden. Op plaats 11 de aanbeveling om moeders bij elk bezoek te complimenteren dat zij borstvoeding geven en met adequate informatie te antiperen op mogelijke vragen die passen bij de borstvoeding-fase waarin moeder en kind zich bevinden.Net als bij de aanwijzingen voor prenatale zorg ook hier het advies om ook vaders aan te moedigen me te komen naar de afspraken voor de gezondheidschecks. Als twaalfde gaat de aandacht naar de advisering rondom exclusiviteit (6 maanden ) en duur (24 maanden of langer als moeder en kind dat willen) van borstvoeding en de manier en soorten van aanvullende voeding vanaf 6 maanden. Punt 14 kaart het punt van verkoop en verhuur van hulpmiddelen aan met het advies een lijst beschikbaar te hebben van verkoop en verhuur punten.
Vervolgens gaat nummer 13 over het geven van het goede voorbeeld door te zorgen voor een goed protocol en beleid voor lacterende werkneemsters. Dit zowel met het oog op de cliënten als zorgvragers, maar ook naar de werkgevers van die cliënten toe. Dit is vooral van toepassing op landen waar het moederschapsverlof beperkt is en eindigt voor de periode van exclusief borstvoeding voorbij is. 14 en 15 gaan over politiek: ijveren voor de wettelijke bescherming van borstvoeding en de vergoeding van zorg rond borstvoeding. Punt 17 gaat over de educatie van alle mensen in de praktijk die met de moeders in contact kunnen komen, zodat elk op zijn of haar eigen niveau beschikt over adequate en up-to-date informatie. Persoonlijk zou ik dit punt liever direct na dat over beleid en protocol hebben gezien. De punten 18 en 19 tot slot gaan over het aanmoedigen en aanbieden van stageplaatsen voor studenten in zorgberoepen en het bijhouden van statistische gegevens aangaande incidentie, initiatie en duur van (exclusief) borstvoeding.
Grawey AE, Marinelli KA, Holmes AV; Academy of Breastfeeding Medicine: ABM Clinical Protocol #14: Breastfeeding-friendly physician's office: optimizing care for infants and children, revised 2013. Breastfeed Med. 2013 Apr;8:237-42. doi: 10.1089/bfm.2013.9994.
INNOCENTI DECLARATION: On the Protection, Promotion and Support of Breastfeeding. online
WHO Code, beschreven en verklaard op borstvoeding.com
The Baby-Friendly Hospital Initiative