Foto: Mayim Bialik, bekend van onder andere The Big Bang Theory (2007– ) in een heel alledaags beeld: op weg naar haar werk in de New Yorkse metro.
Borstvoeding is iets heel alledaags. Het is zo alledaags dat het niemand opvalt. Het zo alledaags dat het pas opvalt als het uitblijft en een kind huilt. Waarom schrijf ik er dan toch dag na dag weer een stukje over. Over alledaagse dingen hoef je niet te schrijven, hoe interessant is dat helemaal. Het antwoord is natuurlijk dat in onze cultuur dat alledaagse beeld van borstvoeding een beetje mist in het straatbeeld. En omdat die alledaagsheid bij ons zo onalledaags is, zijn wij een beetje kwijt hoe alledaags het zou moeten zijn. Omdat het niet meer alledaags is, niet meer zichtbaar in het alledaagse straatbeeld, weten jonge moeders ook niet meer hoe het werkt en lijkt het iets heel bijzonders en moeilijks. In plaats iets van alledag wordt borstvoeding geven iets heel bijzonders, een vaardigheid waarvoor professionele hulp nodig is en waarvan het maar de vraag is of je het wel kan. En voor de moeders bij wie het uiteindelijk wel werkt blijkt het ineens vreemd gevonden te worden als ze dat zomaar in het wild gaan doen.
De onalledaagsheid van het alledaagse borstvoeding geven maakt het voor hen die het wel willen doen moeilijker. Niet alleen om er alledaags over te doen, maar ook om het te doen. Wat je niet ziet is onbekend en wat onbekend is lijkt moeilijk. Voeg daarbij de mythen en fabels die rondom geheimzinnige zaken worden gecreëerd en het probleem wordt episch. Borstvoeding is inmiddels in plaats van een alledaagse bezigheid verworden tot een avontuur met twijfelachtige afloop. Aanstaande moeders kondigen wat weifelend aan dat ze gaan proberen of het lukt. En zo vreemd is die twijfel niet, want een maand nadat een kleine 80% van de pasbevallen moeders is begonnen met borstvoeding geven is de helft er alweer mee gestopt. Hen lukte het dus niet. Kennelijk is het inderdaad een moeilijk iets. Een soort Russische roulette, maar dan met 1 kans op 2 dat je de losse flodder krijgt, in plaats van 1 op 6. Gelukkig is het risico over algemeen niet zo dodelijk.
Als om het even welke andere essentiële, maar fysiologische functie van het mensenleven zo vaak fout ging, zouden we ons toch eens terdege achter de oren krabben en ons afvragen wat daar fout gaat. En we zouden dan ineens kunnen ontdekken dat er een vreemde set van regels is ontstaan die ervoor zorgt dat het voedsel dat in de mond en door het spijsverteringsstelsel moet gaan, net even verder weg gelegd wordt als de arm lang is. Of dat de brokken zo groot zijn, dat de mond ze niet kan afhappen en dat maar weinig mensen op het idee komen er kleinere stukken van te maken. Ik noem maar iets, he. Het moge duidelijk zijn dat we in een dergelijk scenario als de wiedeweerga zouden zorgen voor aanpassing van de regels en zorgen dat het voedsel eenvoudig bereikbaar zou worden voor ideeën en ent voor de happy few met net wat langere armen of wat meer fantasie.
Maar niet zo bij borstvoeding. De meest hilarische (als ze niet zo treurig waren) regels blijven welig tieren. De meest a-functionele protocollen worden vooropgesteld en uitgevoerd. Laten we de baby en zijn eten zo ver uit elkaar houden dat ze elkaar niet kunnen vinden. Yes! Laten we de borsten frustreren in hun vermogen melk te maken Yes! Laten we de hersen van de moeders overstromen met fantasieverhalen over normaal kindergedrag, zodat ze het normale gedrag van hun eigen kind niet meer herkennen. Yes! We can do! Zeker kunnen we dat, en erger nog: we doen het ook, met zijn allen, als maatschappij.
Als moeders en hun pasgeboren en jonge kinderen bij elkaar worden gehouden, wanneer we het normale gedrag van baby’s herkennen en er adequaat op reageren, als we borsten gewoon laten doen waarvoor ze gemaakt zijn, als we gewoon eens ophouden met moeders