Foto: Orlando Bloom als Legolas met andere Elven in The Lord of the Rings: The Return of the King (2003)
Mijn vaste lezers zal het niet ontgaan zijn dat ik een liefhebber ben van het fantasy genre in boeken en films. Sprookjes, mythen en sagen, toekomstvisies: ik lust er wel pap van. Voor mij geen zwaarwichtige literatuur van gefrustreerde navelstarende domineeszoons, geen vakkundig gekunstel met woorden, geen analyseerbare literaire hoogstandjes. Tenzij er ook nog een mooi en leesbaar verhaal in zit natuurlijk, liefst een verhaal vol spanning, suspense en een sprookjesfiguur of superwezen ertussen door. Geen gedachtesprong van de schrijver gaat mij te ver, geen buitenaards idee is te bizar. Het is voor mij de ultieme pauze in de dagelijkse realiteit van mijn werk, waar vooral wetenschap en logisch, helder nadenken van belang zijn. Wat ik voor mijn vak lees (en schrijf) moet de ware werkelijkheid zijn, daar mag geen fantasievol hersenspinsel tussen zitten, geen mythische franje en geen dagdromerijen.
Wat schets dan ook mijn verbazing als ik bij het lezen van een artikel van Flaherman et al (2013) in het, als zeer wetenschappelijk bekend staande, peer-reviewed tijdschrift Pediatrics (van de Amerikaanse kinderartsen vakvereniging) de indruk krijg in een elven vertelsel terecht gekomen te zijn. Ik keek voor de zekerheid nog even, maar nee, echt waar, het stond er: Pediatrics, official journal of the American Academy of Pediatrics. En toch ging het over een elf. ELF om precies te zijn: Early Limited Formula, ofwel vroege beperkte kunstvoeding. En dat zou leiden tot betere exclusief borstvoeding cijfers na een week en na 1, 2 en 3 maanden. Echt, u begrijpt, ik stond echt even op mijn verkeerde been en was even het perspectief kwijt. Een sprookje in Pediatrics? Inderdaad, een Science Fiction sprookje verpakt als wetenschappelijk onderzoek.
De auteurs claimen dé oplossing voor het vroegtijdig overgaan op kunstvoeding te hebben gevonden in het geven van kleine beetjes kunstvoeding in de eerste week. Volkomen ongehinderd door de afgelopen 20 jaar aan onderzoek (dat aantoont dat vroege bijvoeding met iets anders dan moeders eigen melk op niet-medische indicatie leidt tot een zeer significant verhoogd risico van niet exclusief borstvoeden en een kortere totale duur van borstvoeding), gingen de onderzoekers aan de gang met een groep van welgeteld 40 moeders, 20 in de onderzoeksgroep en 20 in de controlegroep. Jazeker, de volle 20 plus 20, een indrukwekkend aantal. Iedereen met ook maar een rudimentaire kennis over onderzoeken, weet dat dit een veel te kleine groep is om enige statistisch relevante uitkomst van te krijgen.
Wanneer er een gewichtsverlies van 5% van het geboortegewicht optrad (waar dat cijfer vandaan kwam mag Joost weten, want pas bij 7% ga je opletten en bij 10% bijvoeden, maar goed) werden de kinderen in de onderzoeksgroep bijgevoed met 10ml kunstvoeding na elke borstvoeding tot het moment dat de rijpe melk kwam. De moeders in de andere groep gingen gewoon door met borstvoeding geven. Na een week, en na 1, 2 en 3 maanden bleken meer moeders in de controle groep te zijn overgestapt op geheel of gedeeltelijk kunstvoeding. De onderzoekers hadden de conclusie al klaar: kleine beetjes kunstvoeding geven in de eerste dagen redt de borstvoeding. Hoera! Eureka! Pardon? U zegt? Dat is toch eigenlijk ook wel een talent, zulke verhaaltjes verzinnen en ze brengen met een air of het de waarheid, de volle waarheid en niets dan de waarheid is.
De moeders in de controlegroep werden aan hun lot overgelaten met hun gevoelens van ontoereikendheid en kregen geen counseling om een eventueel dreigend te laat op gang komende melkproductie bij te stellen. Niets over borstvoeding management, voedingstechnieken of het gebruik van eigen afgekolfde melk of eventueel donormelk. Het feit dat een beetje afvallen volslagen normaal is tussen 24 en 48 uur oud, zeker bij de over-gemedicaliseerde Amerikaanse ziekenhuisbevallingen, laten we even buiten beschouwing. Hoewel, ingrijpen in een fysiologische situatie en doen alsof het een medische noodzaak is, legt natuurlijk wel een voedingsbodem voor twijfel aan eigen kunnen van de moeders die geen behandeladvies kregen.
Bijvoeding, in het bijzonder met kunstvoeding, zonder medische noodzaak is al decennialang en op basis van wetenschappelijke onderzoeken, bekend als belangrijke, zo niet de belangrijkste factor bij het minder exclusief en minder lang borstvoeding geven. Bij echt of verondersteld te laat op gang komende of te kort schietende melkproductie kan volgens protocol worden gewerkt aan het verbeteren van management en technieken, vervolgens kan worden gekolfd en bijgegeven aan de borst. Als dat allemaal nog niet tot het gewenste resultaat leidt (met andere woorden, de melkproductie blijft inderdaad en bewezen achter bij wat gewenst is) is niet kunstvoeding de eerste optie, maar menselijke melk ofwel donormelk. Kunstvoeding redt over het algemeen geen borstvoeding en al helemaal geen baby’s.
O, en had ik al verteld dat één van de onderzoekers banden heeft met een grote kunstvoedingsfabrikant?
Flaherman VJ, Aby J, Burgos AE, Lee KA, Cabana MD, Newman TB: Effect of Early Limited Formula on Duration and Exclusivity of Breastfeeding in At-Risk Infants: An RCT. Pediatrics peds.2012-2809; published ahead of print May 13, 2013