Foto: Arnold Schwarzenegger als Julius Benedict en Danny DeVito als Vincent Benedict in Twins: van hetzelfde maaksel, maar een wereld van verschil.
Nu ik dan toch helemaal in de gevarieerde vorm ben, wil ik het ook nog wel even over tepels hebben. Tepels zijn in principe allemaal van hetzelfde maaksel, maar ze verschijnen in soorten en maten en zijn ook voortdurend stof voor verwarring en discussie, allerlei misvattingen en niet ter zake doende opinies. Tepels hoeven voor borstvoedingsfunctionaliteit niet mooi of ‘’goed’’ te zijn. Strikt genomen hoeven ze er zelfs helemaal niet te zijn. Wij geven namelijk borstvoeding en geen tepelvoeding. Altijd als ik over een baby hoor vertellen dat hij zo goed aan de tepel zuigt (of zelfs ‘’hij trekt goed’’), gaan mijn haren overeind staan, want dan is er iets goed fout. Die tepel, daar moet niet aan gezogen en al helemaal niet getrokken worden, die dient voornamelijk als richtpunt en als reflexpuntstimulus. En het is de plaats waar de melkkanalen samenkomen om de melk de borst uit en de baby in te laten stromen.
De melk die in de borsten wordt gemaakt wacht voor het grootste deel in de holtes binnen de klonten melkvormende cellen. De melk wordt met kracht uit die holtes geknepen, alsof een hand een spons uitknijpt, tijdens de toeschietreflex (TSR). De TSR is een krachtige onwillekeurige spiersamentrekking van kleine spiertjes rondom die melkvormende cellen. Die spiertjes worden aan het werk gezet door het hormoon oxytocine. Zuigkracht door vacuüm aan het andere uiteinde van de melkkanalen (die bij de melkcellen beginnen) helpt bij het stromen van de melk, maar is niet de belangrijkste kracht.
Aan de kant van de baby is het drinken aan de borst heel wat gecompliceerder dan het simpel zuigen aan een tepel. Een baby die goed aan de borst gaat heeft zijn mond wijd open, met de lippen iets naar buiten gekruld, zijn tong als een kommetje onder de borst over zijn eigen onderkaakrand heen en met de lippen sluit hij zijn mondholte om de borst heen luchtdicht af. Na met wijd-open mond te hebben aangehapt, is de tepelpunt ver naar achteren in zijn mond terechtgekomen en daarmee zoveel borstweefsel dat er nauwelijks meer ruimte over is. Een hele mondvol borst dus. Het is de hele rest van zijn leven niet meer fatsoenlijk om met zo’n volle mond te eten. En, eerlijk is eerlijk, als hij zou moeten kauwen, zou dat met een zo grote hap niet lukken.
Elke beweging in zijn mond masseert de borst en stimuleert de zenuwuiteinden vlak onder de huid die een seintje naar de hersenen geven dat er prolactine (voor de aanmaak van melk) en oxytocine (voor het stromen van de melk) nodig zijn. Bij het aannemen van de borst gleed de tepel langs een punt van zijn gehemelte waar het zuigreflexpunt zit. (Die naam zuigreflex is bedacht toen we nog dachten dat een baby aan de borst zuigt in plaats van drinkt.) De prikkeling van dat reflexpunt zorgt ervoor dat de baby de mond sluit en de bewegingen met zijn tong en kaken gaat maken die voor de stroom van melk gaan zorgen. De tong duwt met een zich verplaatsende, golvende beweging de borst tegen zijn gehemelte aan, van voor naar achter. Na de laatste duw met het achterste deel van de tong, valt de hele tong ontspannen omlaag en ook de onderkaak zakt een beetje, terwijl de lippen stevig gesloten blijven. Dit vergroot de inhoud van de mondholte, maar omdat er geen lucht in of uit kan, ontstaat er een onderdruk ofwel zuiging. Samen met de TSR laat deze zuiging de melk uit de borst stromen. De tong vormt een soort plasgootje waardoor de melk de goede kant op stroomt en doorgeslikt kan worden.
Het is dus duidelijk dat vanaf dat het moment dat de tepel goed in de mond ligt, deze eigenlijk weinig functie meer heeft, anders dan een schenktuit. Als de tepel niet goed in de mond komt, maar voorin blijft liggen, kan het hele hierboven geschetste proces niet doorgaan. De baby zal op die tepel liggen duwen en knauwen, de melkkanalen dichtknijpen, hem kapot maken, steeds gefrustreerder raken en geen melk krijgen. Wel eens een kind met een glaasje ranja met een rietje zien prutsen: op het rietje bijten tot het kapot en dubbelgeklapt is en dan kwaad zijn als er geen limonade meer doorheen komt. Dat dus. Een vlakke, zachte of ontbrekende tepel (bijvoorbeeld sterk ingetrokken) kan minder goed geschikt zijn om het reflexpunt te prikkelen, vooral als het kind ook al andere dingen in de mond heeft gehad, die een sterkere prikkeling gaven. Het kan dan helpen om vlak voor het aanleggen de tepel even te prikkelen zodat hij steviger wordt, prikkelbaarder als het ware.
Meer uitdaging vormt niet de kleine, zachte of vlakke, maar de grote of vreemd gevormde tepel die niet past. Een heel grote tepel, of een ovale met een grote grootste doorsnede, of twee tepels tegen elkaar aan als een 8, zijn allemaal potentiële spelbedervers, omdat het mondje van de baby (nog) te klein is om helemaal om zo’n tepel heen ook nog borstweefsel in de mond te krijgen. In zulke gevallen is soms de enige oplossing een plan B achter de hand hebben en de baby met kolfmelk te voeden tot zijn mondje groot genoeg is om zelf aan te happen.
Nu ik dan toch helemaal in de gevarieerde vorm ben, wil ik het ook nog wel even over tepels hebben. Tepels zijn in principe allemaal van hetzelfde maaksel, maar ze verschijnen in soorten en maten en zijn ook voortdurend stof voor verwarring en discussie, allerlei misvattingen en niet ter zake doende opinies. Tepels hoeven voor borstvoedingsfunctionaliteit niet mooi of ‘’goed’’ te zijn. Strikt genomen hoeven ze er zelfs helemaal niet te zijn. Wij geven namelijk borstvoeding en geen tepelvoeding. Altijd als ik over een baby hoor vertellen dat hij zo goed aan de tepel zuigt (of zelfs ‘’hij trekt goed’’), gaan mijn haren overeind staan, want dan is er iets goed fout. Die tepel, daar moet niet aan gezogen en al helemaal niet getrokken worden, die dient voornamelijk als richtpunt en als reflexpuntstimulus. En het is de plaats waar de melkkanalen samenkomen om de melk de borst uit en de baby in te laten stromen.
De melk die in de borsten wordt gemaakt wacht voor het grootste deel in de holtes binnen de klonten melkvormende cellen. De melk wordt met kracht uit die holtes geknepen, alsof een hand een spons uitknijpt, tijdens de toeschietreflex (TSR). De TSR is een krachtige onwillekeurige spiersamentrekking van kleine spiertjes rondom die melkvormende cellen. Die spiertjes worden aan het werk gezet door het hormoon oxytocine. Zuigkracht door vacuüm aan het andere uiteinde van de melkkanalen (die bij de melkcellen beginnen) helpt bij het stromen van de melk, maar is niet de belangrijkste kracht.
Aan de kant van de baby is het drinken aan de borst heel wat gecompliceerder dan het simpel zuigen aan een tepel. Een baby die goed aan de borst gaat heeft zijn mond wijd open, met de lippen iets naar buiten gekruld, zijn tong als een kommetje onder de borst over zijn eigen onderkaakrand heen en met de lippen sluit hij zijn mondholte om de borst heen luchtdicht af. Na met wijd-open mond te hebben aangehapt, is de tepelpunt ver naar achteren in zijn mond terechtgekomen en daarmee zoveel borstweefsel dat er nauwelijks meer ruimte over is. Een hele mondvol borst dus. Het is de hele rest van zijn leven niet meer fatsoenlijk om met zo’n volle mond te eten. En, eerlijk is eerlijk, als hij zou moeten kauwen, zou dat met een zo grote hap niet lukken.
Elke beweging in zijn mond masseert de borst en stimuleert de zenuwuiteinden vlak onder de huid die een seintje naar de hersenen geven dat er prolactine (voor de aanmaak van melk) en oxytocine (voor het stromen van de melk) nodig zijn. Bij het aannemen van de borst gleed de tepel langs een punt van zijn gehemelte waar het zuigreflexpunt zit. (Die naam zuigreflex is bedacht toen we nog dachten dat een baby aan de borst zuigt in plaats van drinkt.) De prikkeling van dat reflexpunt zorgt ervoor dat de baby de mond sluit en de bewegingen met zijn tong en kaken gaat maken die voor de stroom van melk gaan zorgen. De tong duwt met een zich verplaatsende, golvende beweging de borst tegen zijn gehemelte aan, van voor naar achter. Na de laatste duw met het achterste deel van de tong, valt de hele tong ontspannen omlaag en ook de onderkaak zakt een beetje, terwijl de lippen stevig gesloten blijven. Dit vergroot de inhoud van de mondholte, maar omdat er geen lucht in of uit kan, ontstaat er een onderdruk ofwel zuiging. Samen met de TSR laat deze zuiging de melk uit de borst stromen. De tong vormt een soort plasgootje waardoor de melk de goede kant op stroomt en doorgeslikt kan worden.
Het is dus duidelijk dat vanaf dat het moment dat de tepel goed in de mond ligt, deze eigenlijk weinig functie meer heeft, anders dan een schenktuit. Als de tepel niet goed in de mond komt, maar voorin blijft liggen, kan het hele hierboven geschetste proces niet doorgaan. De baby zal op die tepel liggen duwen en knauwen, de melkkanalen dichtknijpen, hem kapot maken, steeds gefrustreerder raken en geen melk krijgen. Wel eens een kind met een glaasje ranja met een rietje zien prutsen: op het rietje bijten tot het kapot en dubbelgeklapt is en dan kwaad zijn als er geen limonade meer doorheen komt. Dat dus. Een vlakke, zachte of ontbrekende tepel (bijvoorbeeld sterk ingetrokken) kan minder goed geschikt zijn om het reflexpunt te prikkelen, vooral als het kind ook al andere dingen in de mond heeft gehad, die een sterkere prikkeling gaven. Het kan dan helpen om vlak voor het aanleggen de tepel even te prikkelen zodat hij steviger wordt, prikkelbaarder als het ware.
Meer uitdaging vormt niet de kleine, zachte of vlakke, maar de grote of vreemd gevormde tepel die niet past. Een heel grote tepel, of een ovale met een grote grootste doorsnede, of twee tepels tegen elkaar aan als een 8, zijn allemaal potentiële spelbedervers, omdat het mondje van de baby (nog) te klein is om helemaal om zo’n tepel heen ook nog borstweefsel in de mond te krijgen. In zulke gevallen is soms de enige oplossing een plan B achter de hand hebben en de baby met kolfmelk te voeden tot zijn mondje groot genoeg is om zelf aan te happen.
Eurolac Flits! met label plan B, tepelhoedje, zuigen. Deze links leiden naar een lijst met blogs met dit label, klik op de plaatsjes in de linkerzijbalk voor meer verhaaltjes.