Foto: Natasha Henstridge als Sil, een mens-alien hybride met een afwijkende fysiek en afwijkend gedrag in Species (1995)
In de zoektocht naar vervangers voor borstvoeding wordt over het algemeen vooral gezocht naar een vervanging voor de melk. De andere aspecten van borstvoeding worden dan vergeten en zo is een kind zonder borstvoeding dubbel de dupe. Borstvoeding bestaat uit een proces en een product. Beide aspecten dragen bij aan het leggen van een degelijke basis voor een gezonde groei en ontwikkeling van alle aspecten van het kind. Lichaam, geest en ziel. Fysieke, mentale en emotionele groei en ontwikkeling. Door alleen de melk te vervangen, biedt je niet alleen een inferieure voeding, maar onthoud je het kind ook alles van het proces van borstvoeding. Het proces heeft invloed op de fysieke ontwikkeling van het kind (met name de musculatuur en vorm van zijn gezicht en onderste helft van het hoofd), maar ook van zijn intellectuele en psychische ontwikkeling. Het kost erg veel extra moeite om die aspecten te compenseren wanneer het kind niet aan de borst wordt gevoed.
Het vervangen van het product, de melk, is minstens even moeilijk. Welk grondproduct je ook kiest (koe, paard, geit, schaap, amandel of sojaboon) en hoeveel je er ook aan knutselt, het komt nooit ook maar in de buurt van de rijk gevarieerde samenstelling van moedermelk. Nooit in de buurt van die specifiek op de menselijke ontwikkeling gerichte samenstelling van macro- maar vooral micronutriënten. En dan hebben we het maar even niet over de levende cellen, de antistoffen en de hormonen. Die zitten ook allemaal in rauwe dierenmelk, maar dan speciaal voor die soort gemaakt en bedoeld en werkzaam*.
Die melk moet, om het maar even kort samen te vatten, soort-specifiek zijn. Specifiek bedoeld en op maat gemaakt voor de soort die het drinkt. Plantenmelkachtige substanties vallen dus biologisch gezien bij voorbaat al af. De melk die wij geneigd zijn te gebruiken komt van kuddedieren met een getrapte spijsvertering (herkauwen). Deze melk is relatief makkelijk te oogsten en de dieren zijn eenvoudig te domesticeren. Dat zijn de belangrijkste redenen vóór het kiezen van deze melksoorten. In andere culturen geldt dit voor de melk van andere rundersoorten zoals bizon of jak, paarden, ezels, en kamelen. Hoewel paarden en ezels geen herkauwers zijn, hebben ze wel een spijsvertering die anders is dan die van de mens en het zijn eveneens kuddedieren.
Kuddedieren hebben als belangrijkste overlevingskenmerk dat zij worden beschermd door het leven in groepen en de mogelijkheid om als groep hard weg te kunnen lopen. Zij hebben dus lange poten nodig, een sterk skelet, veel spiermassa en een goed uithoudingsvermogen. Dat vergt voor de jongen een speciale voeding. Ze worden geboren met buiten-proportie grote poten, maar moeten vrij snel nog langere poten krijgen en vooral in het geheel veel sterker worden, en een grote uitbreiding van het skelet en de spieren om dat skelet te bewegen, krijgen. Daarom hebben ze erg veel eiwitten in de melk en grote hoeveelheden kalk. De kalk moet gepaard gaan met specifieke andere mineralen en vitaminen om optimaal gebruikt te kunnen worden in de gegeven setting. Het is een ‘’sterke’’ melk, die een stevige spijsvertering nodig heeft om verwerkt te kunnen worden.
Kuddedieren, die daarnaast ook herkauwers zijn, hebben een extra sterke spijsvertering en de jongen zijn daardoor in staat om vooral goed het eiwit caseïne te verwerken. Caseïne is een uiterst taai eiwit, dat speciale enzymen nodig heeft om verteerd te kunnen worden. Deze enzymen worden in een speciale maag afgescheiden in de dieren wiens melk van nature veel caseïne heeft. De spijsvertering van mensenbaby’s is niet zo sterk als van kuddedierbaby’s en nergens wordt in afdoende mate het caseïne verterende enzym afgescheiden. Herkauwersmelk is een van de moeilijkste soorten om te verteren voor mensenkinderen. Niet-herkauwende kuddedieren hebben weliswaar melk die minder zwaar te verteren is, maar die allerlei dingen erin heeft die mensenkindjes niet nodig hebben en allerlei andere dingen mist die ze juist wel erg hard nodig hebben.
We zouden dus op zoek moeten naar dieren, die een voedselkeuze en liefst ook een bestaanswijze hebben, die met die van ons overeenkomt. Mensen zijn, af te lezen aan het gebit, alleseters, met een lichte voorkeur voor plantaardig voedsel. Dat lijkt wel wat op sommige beren en iets minder op hondachtigen (die zijn alleseters met een voorkeur voor dierlijk). Hondachtigen zijn echter wat betreft de zorg voor het nageslacht nestblijvers. Zij verbergen de jongen in een nest en komen op gezette tijden voeden. Mensen zijn dragers en zij hebben van nature hun jongen steeds bij zich en voeden om de haverklap en dan nog eens. Beren zijn geen dragers, maar wel houden ze winterslaap en in die tijd zijn de jongen voortdurend in direct lichamelijk contact met de moeder. Berinnen hebben hun borsten ook net als mensenvrouwen tussen de voorste ledematen zitten. Berenmelk zou dus best geschikt kunnen zijn. Maar ja, ga jij moeder Beer melken?
De enige diersoorten die echt een beetje bij de mens in de buurt komen zijn natuurlijk andere primaten. Zij hebben zorggedrag dat op het onze lijkt en zijn alleseters met een voorkeur voor plantaardig voedsel (meestal). Maar ja, net als bij de vorige soort, blijft de vraag: ''Ga jij de kolf aan moeder Gorilla hangen?''.
*) Vergis je niet: in melk van genetisch gemanipuleerde dieren die zogenaamd mensenmelk maken zitten door die genetisch manipulatie misschien 1, 2 of zelfs wel 10 stofjes van humane oorsprong. Van de ongeveer 600 die er tot nu toe geïdentificeerd zijn.