Foto: Steve Martin als Tom Baker en Taylor Lautner als Eliot Murtaugh in Cheaper by the Dozen 2 (2005)
Mensen krijgen over het algemeen één kind tegelijk en als dat kind min of meer zelfstandig kan overleven kan er een volgende komen. Het moederlichaam is perfect ingesteld op het voeden en koesteren van dat ene kind vanaf het moment dat ei en zaad met elkaar kennismaken tot en met de laatste slok aan de borst een paar jaar later. Fijnzinnig afgestelde hormonale systemen zorgen voor voedsel voor het kind en onderhoud voor de moeder. Tijdens het langzaam verminderen van de voeding voor het kind begint de moeder weer met het opbouwen van reserves voor een volgende ronde. Het reproductieve systeem van de mensenvrouw is ingesteld op elke handvol jaren of iets minder een kind. Als de levensomstandigheden gunstig zijn en er een overvloed aan voedsel beschikbaar is, kan die cyclus korter zijn en kunnen er meerdere kinderen in datzelfde tijdsbestek komen. En soms komen er twee of drie kinderen tegelijk. Of zelfs nog meer, maar dat is in natuurlijke omstandigheden eerder ongewoon. Maar een gezonde vrouw kan met gemak twee kinderen voorzien van voedsel en zorg vanaf de conceptie tot enkele jaren later als zij zelfvoorzienend kunnen zijn. De meeste vrouwen kunnen dat ook nog met drie tegelijk.
Een vrouw wordt geboren met een bepaalde hoeveelheid klierweefsel in aanleg. Hoe meer, vaker en beter dat klierweefsel wordt gestimuleerd, hoe groter de productiecapaciteit zal zijn. Er is een enorm verschil tussen klierweefselmassa binnen de normale range. de borstklier als geheel is opgedeeld in 10-15 lobben (die samen uitmonden in 5-10 tepeluitgangen). Elke lob is dan weer opgebouwd uit 20 tot 40 kleine lobben die op hun beurt elk zo’n 10 tot 100 melkkliertjes bevatten. Het aantal melkkliertjes is dus tussen 10x20x10 en 15x20x100. Dat is nogal een verschil. En toch kan ook die moeder met het kleinste volume aan klierweefsel net zo goed een of twee kinderen voeden als de moeder met het meest uitgebreid aangelegde klierweefsel. Een lacterende borst is een volcontinu werkend productiebedrijf. Wat vooraan wordt afgenomen wordt achteraan direct bijgemaakt. Het grootste verschil is dat de vrouw met meer klierweefsel ook meer opslagruimte heeft en dus wat meer voorraad kan aanmaken, terwijl de vrouw met krapper bemeten klierweefsel dat niet kan en dus vaker moet leveren om aan haar quotum te komen. Uiteindelijk zal meer klierweefsel een groter potentieel vermogen hebben, dus meer kinderen tegelijk van voedsel kunnen voorzien.
Tijdens de zwangerschap wordt het klierweefsel door de invloed van de zwangerschapshormonen geactiveerd en uitgebreid. Bij sommige vrouwen leidt dit tot een meetbaar verschil van soms één of twee cupmaten, andere vrouwen voelen alleen dat de structuur van de borsten steviger wordt. Na de geboorte zorgt prolactine voor de aanmaak en afscheiding van melk, terwijl oxytocine zorgt voor de uitscheiding middels een krachtige toeschietreflex. De frequente prikkeling van de prolactinerespons in de eerste dagen zorgt ervoor dat de prolactine receptoren (de aanlegplaatsen voor prolactine in de melkkliertjes) worden geactiveerd. Hoe beter dit gebeurt, hoe makkelijker de moeder in de maanden en jaren die komen melk zal kunnen maken. Dat is de reden dat ook voor een heel klein te vroeg geboren kindje moet worden gekolfd alsof het voor een voldragen kind is en voor een kleine tweeling alsof het om twee voldragen kinderen gaat. Vrijwel elke vrouw kan dat, maar er moet wel tijd en energie in worden geïnvesteerd. Vaak en effectief voeden of kolven in de eerste dagen of weken is het geheim voor een moeiteloze melkproductie voor zoveel kinderen als nodig, zo lang zij dat nodig hebben. Bij een meerling kan dat betekenen dat je die eerste tijd letterlijk met niets anders bezig bent.
Maar wat nu als die meer dan één niet tegelijk komen, maar na elkaar. Afhankelijk van de leefomstandigheden, persoonlijke aanleg en voedingstoestand kan een vrouw terwijl ze nog volop borstvoeding geeft alweer vruchtbaar zijn en opnieuw in verwachting raken. Dit is voor het drinkende kind alleen een groot probleem wanneer hij nog volledig of voor het grootste deel van de melk van zijn moeder afhankelijk is. Zodra de moeder zwanger is, gaat de aandacht van haar lichaam naar het jongste leven. De zwangerschap moet in stand gehouden worden en dat jongste kind moet worden gevoed. De borsten gaan zich voorbereiden op een het geven van melk die geschikt is voor een pasgeboren kind. Meestal betekent dat dat de melkproductie daalt of helemaal stopt en dat de melk die er nog is heel anders smaakt. Voor een kind dat zijn voedsel voor een flink deel al uit andere voeding haalt, is dat niet zo’n probleem; de meeste kinderen vinden een lege of vrijwel lege borst ook nog prima voor alle andere borstdrinkdoelen. Moeders vinden het vaak wel onaangenaam of regelrecht pijnlijk worden.
Kinderen kunnen de zwangerschap doordrinken en de beperkingen voor lief nemen, of stoppen. Voor het lichaam van de moeder en voor het in de baarmoeder groeiende kind maakt dat niet uit. Het is wel belangrijk dat een zwangere die ook nog een kind aan de borst heeft, goed voor zichzelf zorgt en zorgt voor een nutriëntenrijke voeding. Na de geboorte van het jongste kind kan de peuter doorgaan met drinken of opnieuw beginnen. Dat heeft over het algemeen een gunstig effect op het op gang komen van de melkproductie en de peuter kan eventuele stuwing makkelijker wegdrinken dan de pasgeboren baby. de samenstelling van de melk is afgestemd op de behoeften van het jongste leven, het kwetsbaarste kind. Voor het oudere kind geeft dat niet: ook melk die is afgestemd op een pasgeboren broertje of zusje past altijd nog beter bij hem dan de gemanipuleerde melk van een koe. Overigens geldt dat omgekeerd ook: de melk van een donormoeder met een peuter aan de borst past altijd beter bij een pasgeboren kind dan de gemanipuleerde melk van een koe of een sojaboon.
En dan de kwantumkorting: drielingen, vierlingen kunnen volledig aan de borst gevoed worden. Ja, uiteraard is moeder met niets anders bezig, maar dat zal ze met flessen ook zijn. Die hulp die ze in het begin krijgt stopt en dan mag ze het zelf doen. Die hulp in het begin kan beter voor het gezin en de huishouding zorgen in de eerste weken terwijl zij aan het oefenen is met borstvoeding geven. Dan zal ze later, als de hulptroepen weg zijn, veel makkelijker al haar kinderen kunnen voeden dan wanneer ze dan helemaal alleen al die flessen moet maken en de rommel weer opruimen. Maar ook het tandemvoeden (zoals we het voeden van twee kinderen van verschillende leeftijden noemen) kan groter worden dan dat. Ook moeders die een baby en een peuter aan de borst hebben, kunnen weer zwanger worden en zichzelf terug zien met een pasgeboren baby, een peuter en een kleuter aan de borst. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde verhaal als bij de gewone tandem. Moeder en kinderen zullen daarin hun weg moeten vinden. Voor het ene kind zullen andere regels gelden dan voor het andere kind, afhankelijk van het stadium van de borstvoeding waarin elk kind zich bevindt.
Mensen krijgen over het algemeen één kind tegelijk en als dat kind min of meer zelfstandig kan overleven kan er een volgende komen. Het moederlichaam is perfect ingesteld op het voeden en koesteren van dat ene kind vanaf het moment dat ei en zaad met elkaar kennismaken tot en met de laatste slok aan de borst een paar jaar later. Fijnzinnig afgestelde hormonale systemen zorgen voor voedsel voor het kind en onderhoud voor de moeder. Tijdens het langzaam verminderen van de voeding voor het kind begint de moeder weer met het opbouwen van reserves voor een volgende ronde. Het reproductieve systeem van de mensenvrouw is ingesteld op elke handvol jaren of iets minder een kind. Als de levensomstandigheden gunstig zijn en er een overvloed aan voedsel beschikbaar is, kan die cyclus korter zijn en kunnen er meerdere kinderen in datzelfde tijdsbestek komen. En soms komen er twee of drie kinderen tegelijk. Of zelfs nog meer, maar dat is in natuurlijke omstandigheden eerder ongewoon. Maar een gezonde vrouw kan met gemak twee kinderen voorzien van voedsel en zorg vanaf de conceptie tot enkele jaren later als zij zelfvoorzienend kunnen zijn. De meeste vrouwen kunnen dat ook nog met drie tegelijk.
Een vrouw wordt geboren met een bepaalde hoeveelheid klierweefsel in aanleg. Hoe meer, vaker en beter dat klierweefsel wordt gestimuleerd, hoe groter de productiecapaciteit zal zijn. Er is een enorm verschil tussen klierweefselmassa binnen de normale range. de borstklier als geheel is opgedeeld in 10-15 lobben (die samen uitmonden in 5-10 tepeluitgangen). Elke lob is dan weer opgebouwd uit 20 tot 40 kleine lobben die op hun beurt elk zo’n 10 tot 100 melkkliertjes bevatten. Het aantal melkkliertjes is dus tussen 10x20x10 en 15x20x100. Dat is nogal een verschil. En toch kan ook die moeder met het kleinste volume aan klierweefsel net zo goed een of twee kinderen voeden als de moeder met het meest uitgebreid aangelegde klierweefsel. Een lacterende borst is een volcontinu werkend productiebedrijf. Wat vooraan wordt afgenomen wordt achteraan direct bijgemaakt. Het grootste verschil is dat de vrouw met meer klierweefsel ook meer opslagruimte heeft en dus wat meer voorraad kan aanmaken, terwijl de vrouw met krapper bemeten klierweefsel dat niet kan en dus vaker moet leveren om aan haar quotum te komen. Uiteindelijk zal meer klierweefsel een groter potentieel vermogen hebben, dus meer kinderen tegelijk van voedsel kunnen voorzien.
Tijdens de zwangerschap wordt het klierweefsel door de invloed van de zwangerschapshormonen geactiveerd en uitgebreid. Bij sommige vrouwen leidt dit tot een meetbaar verschil van soms één of twee cupmaten, andere vrouwen voelen alleen dat de structuur van de borsten steviger wordt. Na de geboorte zorgt prolactine voor de aanmaak en afscheiding van melk, terwijl oxytocine zorgt voor de uitscheiding middels een krachtige toeschietreflex. De frequente prikkeling van de prolactinerespons in de eerste dagen zorgt ervoor dat de prolactine receptoren (de aanlegplaatsen voor prolactine in de melkkliertjes) worden geactiveerd. Hoe beter dit gebeurt, hoe makkelijker de moeder in de maanden en jaren die komen melk zal kunnen maken. Dat is de reden dat ook voor een heel klein te vroeg geboren kindje moet worden gekolfd alsof het voor een voldragen kind is en voor een kleine tweeling alsof het om twee voldragen kinderen gaat. Vrijwel elke vrouw kan dat, maar er moet wel tijd en energie in worden geïnvesteerd. Vaak en effectief voeden of kolven in de eerste dagen of weken is het geheim voor een moeiteloze melkproductie voor zoveel kinderen als nodig, zo lang zij dat nodig hebben. Bij een meerling kan dat betekenen dat je die eerste tijd letterlijk met niets anders bezig bent.
Maar wat nu als die meer dan één niet tegelijk komen, maar na elkaar. Afhankelijk van de leefomstandigheden, persoonlijke aanleg en voedingstoestand kan een vrouw terwijl ze nog volop borstvoeding geeft alweer vruchtbaar zijn en opnieuw in verwachting raken. Dit is voor het drinkende kind alleen een groot probleem wanneer hij nog volledig of voor het grootste deel van de melk van zijn moeder afhankelijk is. Zodra de moeder zwanger is, gaat de aandacht van haar lichaam naar het jongste leven. De zwangerschap moet in stand gehouden worden en dat jongste kind moet worden gevoed. De borsten gaan zich voorbereiden op een het geven van melk die geschikt is voor een pasgeboren kind. Meestal betekent dat dat de melkproductie daalt of helemaal stopt en dat de melk die er nog is heel anders smaakt. Voor een kind dat zijn voedsel voor een flink deel al uit andere voeding haalt, is dat niet zo’n probleem; de meeste kinderen vinden een lege of vrijwel lege borst ook nog prima voor alle andere borstdrinkdoelen. Moeders vinden het vaak wel onaangenaam of regelrecht pijnlijk worden.
Kinderen kunnen de zwangerschap doordrinken en de beperkingen voor lief nemen, of stoppen. Voor het lichaam van de moeder en voor het in de baarmoeder groeiende kind maakt dat niet uit. Het is wel belangrijk dat een zwangere die ook nog een kind aan de borst heeft, goed voor zichzelf zorgt en zorgt voor een nutriëntenrijke voeding. Na de geboorte van het jongste kind kan de peuter doorgaan met drinken of opnieuw beginnen. Dat heeft over het algemeen een gunstig effect op het op gang komen van de melkproductie en de peuter kan eventuele stuwing makkelijker wegdrinken dan de pasgeboren baby. de samenstelling van de melk is afgestemd op de behoeften van het jongste leven, het kwetsbaarste kind. Voor het oudere kind geeft dat niet: ook melk die is afgestemd op een pasgeboren broertje of zusje past altijd nog beter bij hem dan de gemanipuleerde melk van een koe. Overigens geldt dat omgekeerd ook: de melk van een donormoeder met een peuter aan de borst past altijd beter bij een pasgeboren kind dan de gemanipuleerde melk van een koe of een sojaboon.
En dan de kwantumkorting: drielingen, vierlingen kunnen volledig aan de borst gevoed worden. Ja, uiteraard is moeder met niets anders bezig, maar dat zal ze met flessen ook zijn. Die hulp die ze in het begin krijgt stopt en dan mag ze het zelf doen. Die hulp in het begin kan beter voor het gezin en de huishouding zorgen in de eerste weken terwijl zij aan het oefenen is met borstvoeding geven. Dan zal ze later, als de hulptroepen weg zijn, veel makkelijker al haar kinderen kunnen voeden dan wanneer ze dan helemaal alleen al die flessen moet maken en de rommel weer opruimen. Maar ook het tandemvoeden (zoals we het voeden van twee kinderen van verschillende leeftijden noemen) kan groter worden dan dat. Ook moeders die een baby en een peuter aan de borst hebben, kunnen weer zwanger worden en zichzelf terug zien met een pasgeboren baby, een peuter en een kleuter aan de borst. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde verhaal als bij de gewone tandem. Moeder en kinderen zullen daarin hun weg moeten vinden. Voor het ene kind zullen andere regels gelden dan voor het andere kind, afhankelijk van het stadium van de borstvoeding waarin elk kind zich bevindt.