Isabella Rossellini als Lisle Von Rhuman die in de film Death becomes her drankjes verkoopt die ervoor zorgen dat wie ze drinkt voor eeuwig aan de normschoonheid blijft voldoen
Wie wel eens een anatomische atlas van het menselijk lichaam heeft opengeslagen (ik ben vast niet de enige die daar aardigheid in heeft) kan de indruk krijgen dat elk menselijk lichaam een nauwkeurige weergave is van de plaatjes in die atlas. Niets is minder waar. De plaatjes in zo’n atlas en de lichamen van individuele mensen vertonen een oppervlakkige gelijkenis, het algemene beeld klopt wel, maar van dicht bij zijn geen twee mensen gelijk. Neem nu de mond. Elke mond heeft lippen die de grens tussen binnen en buiten aangeven en die in het midden met een klein velletje aan de kaakranden vastzitten, dan boven en onder een kaakrand met vanaf een bepaalde leeftijd een gebit erin. Aan de bovenkant gaat de kaakrand over in het harde en vervolgens het zachte gehemelte, die samen het gewelfde plafond van de mondholte vormen. Het zachte gehemelte loopt uit in de huig op de grens van de mondholte en de keelholte, net onder het punt waar de neusholte over gaat in de keelholte. De onderkaakrand gaat over in de mondbodem, waar het midden van de tong aan vast is gemaakt, en verder naar achteren toe welft de tong zich omhoog en weer naar voren. De zijkanten van de mondholte worden gevormd door de binnenkant van de wangen, waarin bij baby’s in het eerste halfjaar vetkussentjes zitten. Samen met de verhoudingsgewijs grote tong vullen deze de mond in rust bijna volledig op. Dat is de theorie, de norm-anatomie. Veel kindjes hebben allerlei variaties op die norm, aangeboren of verkregen door bijvoorbeeld een niet te zachtzinnige geboorte, die al dan niet voor problemen kunnen zorgen. Bij de geboorte kunnen dingen klem komen te zitten en verschuiven of breken. De onderkaak kan een klein beetje uit de kom gaan, waardoor het moeilijk kan zijn de mond wijd open te doen; het sleutelbeentje kan breken, waardoor liggen en bewegen pijnlijk kan zijn; de neus kan uit het lood komen te staan, waardoor het tussenschotje scheef gaat staan en zo de ademweg deels blokkeren. Aangeboren zaken kunnen zijn een afwijkende sluiting en/of vorming van het gehemelte, waardoor dit niet een mooie vrij vlakke boog is, maar geulen, gaten of richels vertoont. De borst past dan niet zo goed en drinken kan moeilijk zijn. Of de riempjes waarmee de lippen en de tong op hun plaats worden gehouden zijn krap, stug of dik. Dit beperkt de beweeglijkheid van tong en lippen, waardoor drinken moeilijk wordt. Dit kan leiden tot pijnlijke kapotte tepels en mogelijk borstontsteking bij de moeder en te weinig melk inname door de baby. Maar dat is nog niet alles. Een tong die functioneel kan bewegen (dat wil zeggen dat de punt tot ver buiten de mond kan uitsteken, helemaal langs beide kaakranden lopen en terug en van voor naar halverwege achter over het gehemelte strijken, dat de tong zich tot een kommetje kan vormen op de bodem van de mond) zorgt voor speekselvloed in de mond en voor wrijving van de tong tegen de andere oppervlakken, waardoor schimmels en bacteriën worden weggeveegd en -gespoeld. Een tong die dat niet kan, bijvoorbeeld door beperkingen van de tongriem, kan niet die wrijving en spoeling bieden, waardoor schimmels meer kans hebben zich aan de slijmvliezen te hechten. Chronische spruw is een nevenkenmerk van tongriemproblemen. Later, als de tanden doorkomen, kan het ervoor zorgen dat cariës veroorzakende bacteriën in de mond blijven plakken en het risico van gaatjes vergroot wordt. Ook KISS, kleine symmetrie veranderingen in de kaak-nekgebied als geboorte complicatie, kan ervoor zorgen dat de kaken en de tong niet kunnen bewegen zoals ze eigenlijk horen te bewegen dat kan ook bijdragen aan een spruwprobleem. Behalve drinkproblemen en spruw kunnen onbehandelde tongriemvariaties en onbehandelde KISS leiden tot andere problemen later, zoals de gebitsontwikkeling, verhoogde kans op cariës, deels door het niet functioneel kunnen verwerken van voedsel in de mond en door de afwijkende ontwikkeling van het gebit met tandenknarsen over-/onder-/kruisbeet tot gevolg waardoor tandglazuur afslijt. Indirect kan het ook nog komen tot ademhalingsproblemen, snurken en oorinfecties (door de veranderingen in de anatomie van de mond- en neusholte). Verminderde of veranderde tongfunctie kan ook tot problemen in de spraakontwikkeling leiden.
Behandelen van deze variaties op de norm is dus niet zo maar een gril en zeker niet alleen maar een cosmetisch aanpassing. Het kan een hoop ellende later voorkomen. Soms is het beter om je aan te passen aan de norm.
Voorbeelden op Google Atlas menselijk lichaam
Massieve hoeveelheid informatie over tongriemen, gebitsontwikkeling en borstvoeding bij Brian Palmer, DDS
Tongriempjes Kenniscentrum Borstvoeding
Buryk M, Bloom D, Shope T: Efficacy of Neonatal Release of Ankyloglossia: A Randomized Trial. Pediatrics 2011; 128:2 280-288; published ahead of print July 18, 2011, doi:10.1542/peds.2011-0077
Wie wel eens een anatomische atlas van het menselijk lichaam heeft opengeslagen (ik ben vast niet de enige die daar aardigheid in heeft) kan de indruk krijgen dat elk menselijk lichaam een nauwkeurige weergave is van de plaatjes in die atlas. Niets is minder waar. De plaatjes in zo’n atlas en de lichamen van individuele mensen vertonen een oppervlakkige gelijkenis, het algemene beeld klopt wel, maar van dicht bij zijn geen twee mensen gelijk. Neem nu de mond. Elke mond heeft lippen die de grens tussen binnen en buiten aangeven en die in het midden met een klein velletje aan de kaakranden vastzitten, dan boven en onder een kaakrand met vanaf een bepaalde leeftijd een gebit erin. Aan de bovenkant gaat de kaakrand over in het harde en vervolgens het zachte gehemelte, die samen het gewelfde plafond van de mondholte vormen. Het zachte gehemelte loopt uit in de huig op de grens van de mondholte en de keelholte, net onder het punt waar de neusholte over gaat in de keelholte. De onderkaakrand gaat over in de mondbodem, waar het midden van de tong aan vast is gemaakt, en verder naar achteren toe welft de tong zich omhoog en weer naar voren. De zijkanten van de mondholte worden gevormd door de binnenkant van de wangen, waarin bij baby’s in het eerste halfjaar vetkussentjes zitten. Samen met de verhoudingsgewijs grote tong vullen deze de mond in rust bijna volledig op. Dat is de theorie, de norm-anatomie. Veel kindjes hebben allerlei variaties op die norm, aangeboren of verkregen door bijvoorbeeld een niet te zachtzinnige geboorte, die al dan niet voor problemen kunnen zorgen. Bij de geboorte kunnen dingen klem komen te zitten en verschuiven of breken. De onderkaak kan een klein beetje uit de kom gaan, waardoor het moeilijk kan zijn de mond wijd open te doen; het sleutelbeentje kan breken, waardoor liggen en bewegen pijnlijk kan zijn; de neus kan uit het lood komen te staan, waardoor het tussenschotje scheef gaat staan en zo de ademweg deels blokkeren. Aangeboren zaken kunnen zijn een afwijkende sluiting en/of vorming van het gehemelte, waardoor dit niet een mooie vrij vlakke boog is, maar geulen, gaten of richels vertoont. De borst past dan niet zo goed en drinken kan moeilijk zijn. Of de riempjes waarmee de lippen en de tong op hun plaats worden gehouden zijn krap, stug of dik. Dit beperkt de beweeglijkheid van tong en lippen, waardoor drinken moeilijk wordt. Dit kan leiden tot pijnlijke kapotte tepels en mogelijk borstontsteking bij de moeder en te weinig melk inname door de baby. Maar dat is nog niet alles. Een tong die functioneel kan bewegen (dat wil zeggen dat de punt tot ver buiten de mond kan uitsteken, helemaal langs beide kaakranden lopen en terug en van voor naar halverwege achter over het gehemelte strijken, dat de tong zich tot een kommetje kan vormen op de bodem van de mond) zorgt voor speekselvloed in de mond en voor wrijving van de tong tegen de andere oppervlakken, waardoor schimmels en bacteriën worden weggeveegd en -gespoeld. Een tong die dat niet kan, bijvoorbeeld door beperkingen van de tongriem, kan niet die wrijving en spoeling bieden, waardoor schimmels meer kans hebben zich aan de slijmvliezen te hechten. Chronische spruw is een nevenkenmerk van tongriemproblemen. Later, als de tanden doorkomen, kan het ervoor zorgen dat cariës veroorzakende bacteriën in de mond blijven plakken en het risico van gaatjes vergroot wordt. Ook KISS, kleine symmetrie veranderingen in de kaak-nekgebied als geboorte complicatie, kan ervoor zorgen dat de kaken en de tong niet kunnen bewegen zoals ze eigenlijk horen te bewegen dat kan ook bijdragen aan een spruwprobleem. Behalve drinkproblemen en spruw kunnen onbehandelde tongriemvariaties en onbehandelde KISS leiden tot andere problemen later, zoals de gebitsontwikkeling, verhoogde kans op cariës, deels door het niet functioneel kunnen verwerken van voedsel in de mond en door de afwijkende ontwikkeling van het gebit met tandenknarsen over-/onder-/kruisbeet tot gevolg waardoor tandglazuur afslijt. Indirect kan het ook nog komen tot ademhalingsproblemen, snurken en oorinfecties (door de veranderingen in de anatomie van de mond- en neusholte). Verminderde of veranderde tongfunctie kan ook tot problemen in de spraakontwikkeling leiden.
Behandelen van deze variaties op de norm is dus niet zo maar een gril en zeker niet alleen maar een cosmetisch aanpassing. Het kan een hoop ellende later voorkomen. Soms is het beter om je aan te passen aan de norm.
Voorbeelden op Google Atlas menselijk lichaam
Massieve hoeveelheid informatie over tongriemen, gebitsontwikkeling en borstvoeding bij Brian Palmer, DDS
Tongriempjes Kenniscentrum Borstvoeding
Buryk M, Bloom D, Shope T: Efficacy of Neonatal Release of Ankyloglossia: A Randomized Trial. Pediatrics 2011; 128:2 280-288; published ahead of print July 18, 2011, doi:10.1542/peds.2011-0077