Bij het zoeken naar inspiratie voor een nieuw stukje zoek ik graag naar artikelen via Google Scholar. Omdat het overgrote deel van interessante literatuur is gepubliceerd in het Engels gebruik ik de zoekterm <breastfeeding> en beperk me tot zoeken in het laatste jaar. Meestal komt er dan een lawine van onderzoeken naar de samenstelling tot vijf cijfers achter de komma van obscure kleine deel-elementjes van amino- of vetzuren in de melk van knaagdiertjes en vergelijkbaar werk. Het betere speurwerk laat dan ook nog wat artikelen zien over borstvoeding problemen en ‘’voordelen’’ van borstvoeding. Onderaan de hitlijsten staat dan nog een en ander over waarom vrouwen staten en stoppen en over kennis en attitude van zorgverleners. Wat schetst mijn verbazing toen ik vanochtend, mentaal gewapend om mij door een brij van voor mij niet bijster interessant cijfertjeswerk heen te graven naar een paar verloren parels, een lijstje pareltjes voor me kreeg. Van de eerste 10 hits gingen er 3 over kiezen, starten en stoppen, 4 over borstvoeding politiek, 1 over kennis en attitudes van zorgverleners en maar 2 over borstvoeding-technische zaken. (Over die laatste twee zal ik later nog berichten, want die zijn ook wel interessant.) Zou dit een trend worden of is januari komkommertijd in de wetenschappelijke wereld? Of dringt het tot onderzoekers door dat er meer aandacht moet komen voor factoren waarom vrouwen kiezen of niet kiezen voor borstvoeding en waarom ze vaak veel eerder stoppen dan ze hadden gepland? Als je de onderwerpen van de onderzoeken moet geloven zou het dat laatste wel eens kunnen zijn. De onderzoeken gaan over waarom in een land als Zweden, met zijn heel hoge borstvoedingcijfers, sommige vrouwen toch al in de eerste maand afhaken; over de verschillen tussen African-American en Caucasion-American vrouwen in de VS als het gaat over de keuze voor zuigelingenvoeding; over de invloed van culturele verschillen tussen de VS en Japan; over de invloed van de geboortepraktijken en over de invloed van gevoelens van schaamte en schuld bij moeders. Mij schetst dit een duidelijk plaatje: als we willen dat meer kinderen langer borstvoeding krijgen (bijvoorbeeld dat 6 maanden onverdunde borstvoeding de culturele norm wordt en voeden tot de tweede verjaardag of langer als normaal wordt gezien, ook als dat in het volle zicht van andere mensen is), dan moeten we stoppen met moeders vertellen dat ze borstvoeding moeten geven en hoe goed dat wel niet is voor henzelf en hun kind en de staat en het milieu. In plaats daarvan moeten we ons richten op de vragen waarom welke moeders wel of niet kiezen om borstvoeding te geven, voor hoelang en welke factoren meespelen aan het al dan niet uitvoeren van die voornemens.
In het geval van de Zweedse moeders (waar vrijwel elke moeder begint met borstvoeding geven) die in de eerste maand stoppen met borstvoeding geven gaat het niet om schaamte of schuld of culturele aspecten die borstvoeding moeilijk maken. Het gaat om dingen die in het overgrote deel van de gevallen voorkomen kunnen worden door tijdige en accurate zorg en informatie: fopspeengebruik, roken door de moeder (vermindert de aanmaak en afgifte van melk) en borstvoedingsproblemen zoals minder goede drinktechniek, ondersteuning op de kraamafdeling en verondersteld te weinig melk. Uit andere onderzoeken is gebleken dat bij fopspeen gebruik de verhouding oorzaak:gevolg niet duidelijk is, want krijgt een kind een fopspeen omdat de borstvoeding niet lekker loopt of loopt de borstvoeding niet lekker omdat hij zoveel op een fopspeen zuigt? en een deel van de drinktechniekproblemen kan worden veroorzaakt door al dan niet behandelbare variaties in de bouw van de mondholte, tong en gehemelte.
Gerd A-T, Bergman S, Dahlgren J, Roswall J, Alm B: Factors associated with discontinuation of breastfeeding before 1 month of age. Acta Pædiatrica (2012 ), 101(1):55-60
In het geval van de Zweedse moeders (waar vrijwel elke moeder begint met borstvoeding geven) die in de eerste maand stoppen met borstvoeding geven gaat het niet om schaamte of schuld of culturele aspecten die borstvoeding moeilijk maken. Het gaat om dingen die in het overgrote deel van de gevallen voorkomen kunnen worden door tijdige en accurate zorg en informatie: fopspeengebruik, roken door de moeder (vermindert de aanmaak en afgifte van melk) en borstvoedingsproblemen zoals minder goede drinktechniek, ondersteuning op de kraamafdeling en verondersteld te weinig melk. Uit andere onderzoeken is gebleken dat bij fopspeen gebruik de verhouding oorzaak:gevolg niet duidelijk is, want krijgt een kind een fopspeen omdat de borstvoeding niet lekker loopt of loopt de borstvoeding niet lekker omdat hij zoveel op een fopspeen zuigt? en een deel van de drinktechniekproblemen kan worden veroorzaakt door al dan niet behandelbare variaties in de bouw van de mondholte, tong en gehemelte.
Gerd A-T, Bergman S, Dahlgren J, Roswall J, Alm B: Factors associated with discontinuation of breastfeeding before 1 month of age. Acta Pædiatrica (2012 ), 101(1):55-60