Foto: Loes Luca als Zuster Klivia in de 2005 remake met-een-volwassen-knipoog van de jaren '60 kinderserie Ja zuster Nee zuster.
Als kind in de late jaren ’60 van de vorige eeuw was ik een grote fan van de kinderserie Ja zuster, nee zuster. Schrijfster Annie M.G. Schmidt stond garant voor show en tegendraadsheid. Lekker stout zijn stond vrij hoog in haar vaandel en natuurlijk vallen kinderen daarvoor. Toen ik pas moeder was zei ik en deed ik ‘’Ja zuster, ja dokter’’ op het consultatiebureau, omdat ik in mijn naïviteit dacht dat dokters en zusters weten waar ze het over hebben. En dus kreeg dochter met zes weken al rozenbottelsiroop, twee weken later gezeefde tomaat en tegen het halve jaar at ze goeddeels met de pot mee. Op een of andere manier is het toch nog gelukt negen maanden borstvoeding te geven. Bij de volgende kinderen werd het meer ‘’Ja zuster, Ja dokter’’ zeggen en ‘’Nee zuster, nee dokter’’ doen. Mijn naïeve geloof in de kennis van de zorgverlener was aan scherven gevallen, maar het ze recht in het gezicht zeggen, dat zat er nog niet in. Dat zou openlijke ongehoorzaamheid zijn en dat was echt nog steeds iets voor de televisie.
Gisteren keek ik naar de filmversie van ‘’Ja zuster, nee zuster”. Nog steeds ondeugend en tegendraads en niet alleen voor kinderen. De grapjes zijn volwassener en openlijker. Op consultatiebureaus is ook wel wat veranderd en sommige hebben warempel zorgverleners die weten waar ze het over hebben als het om borst- en bijvoeding gaat. De meeste moeders zeggen nog steeds ‘’Ja zuster, ja dokter’’, hoewel een groeiend aantal ‘’Nee zuster, nee dokter’’ doet. Nog steeds niet erg openlijk, want ja, je moet wel met die mensen door één deur kunnen als er iets met je kind aan de hand is. En dus blijft de situatie bestaan dat moeders (onder elkaar) klagen dat ‘’het bureau zegt …’’ terwijl ze zelf heel andere ideeën hebben en de zorgverleners op de consultatiebureaus zich verdedigen met ‘’Ja, maar dat willen de moeders zelf’’. Wat meer open communicatie tussen ouders en zorgverleners, naast een meer echt evidence based aanpak van zuigelingenvoeding en verzorging en opvoeding zou een goed idee zijn. Ouders mogen het best hardop zeggen als ze het niet eens zijn met het advies van het CB. En de werkers op het CB zouden hun oor eens te luisteren mogen leggen op bijvoorbeeld fora waar moeders hun hart luchten en vertellen wat ze werkelijk vinden van de adviezen die ze krijgen. Ja zuster, nee zuster kan een mooi voorbeeld zijn van een communicatie waarbij van harten geen moordkuilen worden gemaakt, waar wat op levers ligt er wordt afgelegd en wat zwaar op magen ligt eruit wordt gegooid en waar bittere pillen dapper worden geslikt.
Gisteren keek ik naar de filmversie van ‘’Ja zuster, nee zuster”. Nog steeds ondeugend en tegendraads en niet alleen voor kinderen. De grapjes zijn volwassener en openlijker. Op consultatiebureaus is ook wel wat veranderd en sommige hebben warempel zorgverleners die weten waar ze het over hebben als het om borst- en bijvoeding gaat. De meeste moeders zeggen nog steeds ‘’Ja zuster, ja dokter’’, hoewel een groeiend aantal ‘’Nee zuster, nee dokter’’ doet. Nog steeds niet erg openlijk, want ja, je moet wel met die mensen door één deur kunnen als er iets met je kind aan de hand is. En dus blijft de situatie bestaan dat moeders (onder elkaar) klagen dat ‘’het bureau zegt …’’ terwijl ze zelf heel andere ideeën hebben en de zorgverleners op de consultatiebureaus zich verdedigen met ‘’Ja, maar dat willen de moeders zelf’’. Wat meer open communicatie tussen ouders en zorgverleners, naast een meer echt evidence based aanpak van zuigelingenvoeding en verzorging en opvoeding zou een goed idee zijn. Ouders mogen het best hardop zeggen als ze het niet eens zijn met het advies van het CB. En de werkers op het CB zouden hun oor eens te luisteren mogen leggen op bijvoorbeeld fora waar moeders hun hart luchten en vertellen wat ze werkelijk vinden van de adviezen die ze krijgen. Ja zuster, nee zuster kan een mooi voorbeeld zijn van een communicatie waarbij van harten geen moordkuilen worden gemaakt, waar wat op levers ligt er wordt afgelegd en wat zwaar op magen ligt eruit wordt gegooid en waar bittere pillen dapper worden geslikt.