Moedermelk is de voeding die biologisch voor de baby is bedoeld en die volledig is toegespitst op zijn behoefte aan voedingsstoffen en bescherming tegen ziekteverwekkers. Moedermelk is lichaamseigen en is bij uitstek geschikt voor het nog onvolledig ontwikkelde spijsverteringssysteem. (Samenstelling van moedermelk) (Wat zit er in moedermelk en wat in kunstvoeding?)
Het is de enige echt volledige zuigelingenvoeding.
‘’Volledige zuigelingenvoeding’’, zoals genoemd in bijvoorbeeld de richtlijnen voor voeding van zuigelingen door de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, is een kunstmatig vervangingsmiddel voor moedermelk en kan dus beter kunstvoeding worden genoemd. Kunstvoeding voor zuigelingen is niets meer dan min of meer aan menselijk gebruik aangepaste melk van koeien, geiten of uit sojabonen. Om kunstvoeding uit koemelk te maken, wordt de afgeroomde melk eerst gedroogd. Vervolgens worden er andere vetten, suikers, vitaminen en mineralen aan toegevoegd. Om de verteerbaarheid te verbeteren worden de eiwitten deels afgebroken en speciaal gemanipuleerde vetstoffen toegevoegd.
Toen er nog geen kunstvoeding was, kregen baby’s, voor wie er om wat voor reden dan ook geen moedermelk was, koemelk of geitenmelk met wat extra water, vet en suiker. Natuurlijk is industriële kunstvoeding een verbetering ten opzichte van deze melkwatermengsels, maar het heeft een onterecht label van wetenschappelijkheid gekregen. De verschillen in kwaliteit tussen de verschillende vervangingsmiddelen voor moedermelk onderling zijn relatief klein als je het vergelijkt met de verschillen tussen moedermelk en elk van de mogelijke vervangingsmiddelen. Kunstvoeding redt over het algemeen geen levens. Donormelk is een veel betere keus, want het is veiliger en veel gezonder voor de baby en er is een onbeperkt aan te boren voorraad van.
Door kunstvoeding ‘’volledige zuigelingenvoeding’’ te noemen creëren we een vals gevoel van veiligheid, dat tot een te makkelijk gebruik ervan leidt. De nadruk op de wetenschappelijkheid van kunstvoeding zorgt ervoor dat het vaak wordt gebruikt in situaties waarin dat niet zou moeten. Het is duidelijk aangetoond dat het gebruik van kunstvoeding leidt tot verhoogd voorkomen van ziekte en ontwikkelingsbeperking en zelfs soms fysiologische beschadiging van kinderen (bijvoorbeeld een lagere intellectuele ontwikkeling, meer kans op diabetes en sommige vormen van kanker) en overlijden (door infecties, wiegendood en ongelukken door verkeerd klaarmaken of doseren of door bacteriën die er bij de fabricage of verpakking in gekomen zijn) dan wanneer een kind op de biologische normale manier wordt gevoed. Daarom zouden er aan het gebruik van kunstvoeding net zulke strenge eisen moeten worden gesteld als aan het gebruik van bijvoorbeeld medicijnen. (Voor meer informatie over de verminderde gezondheidsuitkomsten bij kinderen die geen borstvoeding krijgen, c.q. de gevaren van kunstvoeding zie onder andere: Folden Palmer L: The Deadly influence of formula in America ; LLLI: Outcomes of Breastfeeding)
Maar wat dan met die kinderen die geen of kort borstvoeding krijgen, omdat borstvoeding bij hun moeder niet lukte? Die moeders en kinderen zouden meer gebaat zijn geweest bij een betere begeleiding door de zorgverleners, zodat de borstvoeding niet in gevaar was gekomen. Goede begeleiding die is gebaseerd op kennis van zaken en wetenschappelijk onderzoek in plaats van op tradities, gewoonten en cadeautjes van de zuigelingenvoedingindustrie. Maar als het dan al is mislukt en als er dan geen menselijke melk van een donor beschikbaar is, ja, dan zijn we blij met een beter product als vervangingsmiddel voor moedermelk dan gewone koeien-, geiten- of sojamelk zou zijn.
Speciale voedingen voor kinderen met metabolische afwijkingen zijn natuurlijk een ander geval. Kinderen die als gevolg van een stofwisselingsziekte gewone moedermelk niet kunnen verwerken hebben een aangepaste voeding nodig. Deze zou echter alleen op medische indicatie en dus op doktersrecept moeten worden geleverd.
Het is de enige echt volledige zuigelingenvoeding.
‘’Volledige zuigelingenvoeding’’, zoals genoemd in bijvoorbeeld de richtlijnen voor voeding van zuigelingen door de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, is een kunstmatig vervangingsmiddel voor moedermelk en kan dus beter kunstvoeding worden genoemd. Kunstvoeding voor zuigelingen is niets meer dan min of meer aan menselijk gebruik aangepaste melk van koeien, geiten of uit sojabonen. Om kunstvoeding uit koemelk te maken, wordt de afgeroomde melk eerst gedroogd. Vervolgens worden er andere vetten, suikers, vitaminen en mineralen aan toegevoegd. Om de verteerbaarheid te verbeteren worden de eiwitten deels afgebroken en speciaal gemanipuleerde vetstoffen toegevoegd.
Toen er nog geen kunstvoeding was, kregen baby’s, voor wie er om wat voor reden dan ook geen moedermelk was, koemelk of geitenmelk met wat extra water, vet en suiker. Natuurlijk is industriële kunstvoeding een verbetering ten opzichte van deze melkwatermengsels, maar het heeft een onterecht label van wetenschappelijkheid gekregen. De verschillen in kwaliteit tussen de verschillende vervangingsmiddelen voor moedermelk onderling zijn relatief klein als je het vergelijkt met de verschillen tussen moedermelk en elk van de mogelijke vervangingsmiddelen. Kunstvoeding redt over het algemeen geen levens. Donormelk is een veel betere keus, want het is veiliger en veel gezonder voor de baby en er is een onbeperkt aan te boren voorraad van.
Door kunstvoeding ‘’volledige zuigelingenvoeding’’ te noemen creëren we een vals gevoel van veiligheid, dat tot een te makkelijk gebruik ervan leidt. De nadruk op de wetenschappelijkheid van kunstvoeding zorgt ervoor dat het vaak wordt gebruikt in situaties waarin dat niet zou moeten. Het is duidelijk aangetoond dat het gebruik van kunstvoeding leidt tot verhoogd voorkomen van ziekte en ontwikkelingsbeperking en zelfs soms fysiologische beschadiging van kinderen (bijvoorbeeld een lagere intellectuele ontwikkeling, meer kans op diabetes en sommige vormen van kanker) en overlijden (door infecties, wiegendood en ongelukken door verkeerd klaarmaken of doseren of door bacteriën die er bij de fabricage of verpakking in gekomen zijn) dan wanneer een kind op de biologische normale manier wordt gevoed. Daarom zouden er aan het gebruik van kunstvoeding net zulke strenge eisen moeten worden gesteld als aan het gebruik van bijvoorbeeld medicijnen. (Voor meer informatie over de verminderde gezondheidsuitkomsten bij kinderen die geen borstvoeding krijgen, c.q. de gevaren van kunstvoeding zie onder andere: Folden Palmer L: The Deadly influence of formula in America ; LLLI: Outcomes of Breastfeeding)
Maar wat dan met die kinderen die geen of kort borstvoeding krijgen, omdat borstvoeding bij hun moeder niet lukte? Die moeders en kinderen zouden meer gebaat zijn geweest bij een betere begeleiding door de zorgverleners, zodat de borstvoeding niet in gevaar was gekomen. Goede begeleiding die is gebaseerd op kennis van zaken en wetenschappelijk onderzoek in plaats van op tradities, gewoonten en cadeautjes van de zuigelingenvoedingindustrie. Maar als het dan al is mislukt en als er dan geen menselijke melk van een donor beschikbaar is, ja, dan zijn we blij met een beter product als vervangingsmiddel voor moedermelk dan gewone koeien-, geiten- of sojamelk zou zijn.
Speciale voedingen voor kinderen met metabolische afwijkingen zijn natuurlijk een ander geval. Kinderen die als gevolg van een stofwisselingsziekte gewone moedermelk niet kunnen verwerken hebben een aangepaste voeding nodig. Deze zou echter alleen op medische indicatie en dus op doktersrecept moeten worden geleverd.