Foto: De lichtelijk obese Jeweetwel kater en zijn magere huisgenoot Loedertje van de strip Jan, Jans en de kinderen door Jan kruis.
Obesitas, zwangerschap, borstvoeding, onderwerpen waarover ik het al een paar keer eerder had. De laatst bekeken lezing van iLactation ging erover, alles bij elkaar anderhalf uur. Ik moet bij u ter biecht gaan: ik heb de eerste helft bekeken en ben toen afgehaakt. Dat gebeurt niet vaak en het ligt ook niet aan het onderwerp op zich, maar aan de uitwerking ervan. Het begon al met een ellenlang overzicht van de obesitas cijfers in de USA en een beetje in de rest van de wereld, gevolgd door dia na dia na dia over de risico’s van obesitas in het algemeen en voor zwangerschap, baring en borstvoeding in het bijzonder. Pas ver na het midden van de hele presentatie (dus na dat ik afhaakte) kwam het specifieke onderdeel obesitas en de voedende moeder aan de orde en eventuele risico’s voor het kind van een obese zwangere. Misschien dat ik dat deel nog een keer ga bekijken, maar ik kan ook gewoon nu verder vertellen over wat al bekend was over deze thema’s.
Voor mij valt dit onderwerp uiteen in twee groepen deelonderwerpen: het effect van maternale obesitas op (zwangerschap, baring en) borstvoeding, en aan de andere kant het effect van wel of geen borstvoeding op al dan niet obesitas in kinderen op korte en langere termijn en op de gewichtsontwikkeling bij de moeder. Om met het laatste te beginnen: er zijn aanwijzingen dat borstvoeding geven moeders sneller van de zwangerschapskilo’s afhelpt, maar dat is geen blijvend voordeel. Om blijvend een goed gewicht te houden, of om meer gewicht dan het zwangerschapsoverschot te verliezen, is gewoon verandering van eet- en leefgewoontes nodig. Voor de gewichtsevolutie van het kind dat borstvoeding krijgt ligt het ietwat ingewikkelder. Het is overduidelijk dat een stevige groei op een dieet van enkel borstvoeding geen predictor is voor obesitas later. Dat beeld verandert al iets wanneer borstvoeding en moedermelk gescheiden wordt en een deel of alles per fles gegeven wordt. Het zit hem dus niet alleen in de soort melk, maar zeker ook in de toedieningswijze. Het grootste risico om overgewicht of obesitas te ontwikkelen als kind en later hebben kinderen die kunstvoeding krijgen, naast of in plaats van borstvoeding. Dat heeft dus evengoed te maken met zowel de melk als de toedieningswijze. Flesvoeding leidt makkelijk tot overvoeding, een te grote inname van calorieën en voedingsstoffen en tot vergroting van de maag en afzwakking van het eigen verzadigingsgevoel. De samenstelling van de kunstmelk leidt tot de aanleg van meer vetcellen.
Wel of geen borstvoeding alleen is echter niet bepalend voor het gewicht in het hele verdere leven, het is wel de basis ervan. Wanneer een volledig op verzoek aan de borst gevoed kind later wordt volgestopt met junkfood en meer tijd voor de TV en achter de computer doorbrengt dan dat hij buiten speelt, dan zal hij vrijwel zeker overgewicht ontwikkelen. Recept voor een levenslang gezond gewicht begint met een basis van borstvoeding, waar mogelijk aan de borst en op verzoek, gevolgd door gezonde voeding met veel groenten en fruit in kauwbare vorm, zo min mogelijk toegevoegde suikers en snelle koolhydraten, frisdranken (ook de lightvarianten) beperken tot feestelijke gelegenheden, uitgaan van kleine porties eten (maximaal twee, eventueel drie van de eigen vuisten groot), minder zitten/hangen/liggen en meer bewegen (liefst in de vorm van natuurlijk spel, buiten spelen, recreatief sporten). In een andere lezing die ik gisteren bekeek en beluisterde* werd nog eens benadrukt dat beweging, minimaal een half uur per dag, belangrijk is voor zowel kinderen als volwassen voor de hersenfunctie- en ontwikkeling. In plaats van het bewegingsonderwijs te verminderen zoals nu gebeurt, zouden kinderen op school elke dag een half uur gym moeten hebben tijdens de hele schoolcarrière.
De eerste groep onderwerpen is de begeleiding van de moeder met overgewicht. Vrouwen met een zwaarder postuur kunnen na en naast problemen met de zwangerschap en de baring extra problemen hebben met het geven van borstvoeding. Bedenk wel dat dit allemaal algemeenheden en gemiddelden betreft. Massa’s vrouwen met een gewicht boven de als gezond geldende norm geven probleemloos borstvoeding – hier achter het toetsenbord zit vijf keer bewijs - en volop vrouwen met een absoluut gemiddeld gewicht hebben probleem op probleem. Maar gemiddeld gezien hebben vrouwen met ernstig overgewicht meer kans op problemen dan vrouwen met een BMI tussen 18 en 25.
Om te beginnen is er een vergoot risico van een moeizamere baring en een kind met een niet optimale start. Daarnaast is de hormoonhuishouding bij obesitas anders, met name prolactine wil wel eens wat achterblijven. Dit kan leiden tot een trager op gang komen van de rijpe melk. Wat in de praktijk echter de meeste problemen geeft, omdat het ook het oplossen van de eerder genoemde problemen bemoeilijkt, is het voeden zelf. Puur het positioneren van de baby bij de borst en het hanteren van baby en borst kan problemen geven die minder gewichtige vrouwen niet hebben. Overgewicht kan ook leiden tot veranderingen in de vorm van borst, tepelhof en tepel die het aanleggen van de baby en het aanhappen door de baby moeilijk maken. De borst wordt groot, maar heeft vaak een losse structuur waar weinig grip op te krijgen is. De tepel wordt vaak breder en vlakker en erecteert moeilijker. Dit maakt het voor de baby moeilijk om de borst goed in de mond te nemen en de vlakke, zachte tepel werkt niet zo goed als een stimulus voor het zuigreflexpunt.
Een deel van de problemen wordt veroorzaakt door de medische interventies die nodig worden geacht bij een grote moeder en een grote baby. Bij een moeder met overgewicht gaat men vaak uit van een grote baby en er is een groter risico dat men het nodig acht de baring in te leiden (randprematuur) of te bespoedigen door middel van bijstimuleren (oxytocine, infuus, borstoedeem, waterbaby) en/of vacuüm (beschadiging aan de schedel, aan het perineum) en er is vaker een keizersnede nodig. Grote baby’s en baby’s van zware moeders worden vaak standaard van de moeder gescheiden voor observatie en krijgen vaak routinematig kunstvoeding in relatief grote hoeveelheden toegediend. Dit zijn allemaal interventies met gekende risico’s voor een goede start van de borstvoeding en van de moeder-kindrelatie. Veel van deze interventies zijn ook niet strikt noodzakelijk.
Al deze risico’s kunnen worden voorzien en met optimaal beleid en technieken kunnen veel van de problemen worden voorkomen of gehanteerd. Wat moeilijker aan te pakken is zijn de issues ‘’self fullfilling prophecy’’ en het zelfbeeld van de moeder, vaak nog verder omlaag gebracht door opmerkingen en behandeling door zorgverleners. Alleen al het feit dat men problemen verwacht brengt de kans dat problemen zich zullen voordoen omhoog. Mensen zijn geneigd te voldoen aan de verwachtingen. De houding van zorgverleners naar cliënten met overgewicht kan bijdragen aan het toch vaak al niet geweldige zelfbeeld dat obese mensen hebben. ‘’Dik en dom’’ en ‘’eigen schuld, dikke bult’’-achtige opmerkingen en blikken helpen niet echt om de moeder vertrouwen in zichzelf te laten krijgen. Veel vrouwen met overgewicht beginnen daarom al niet eens aan borstvoeding. Ze gaan ervan uit dat de kans dat het lukt om te beginnen al klein is en ze hebben er geen behoefte aan zichzelf bloot te stellen aan afkeuring over hun lichaam en daarmee hun persoon.
Hoe dan wel? Begin met acceptatie: de vrouw is wie ze is en hoe ze is en het is niet productief noch professioneel om daar een groot punt van te maken. Probeer tijdens de prenatale begeleiding de vrouw te helpen met het aanwennen van een gezond voedingspatroon en beweging zodat de gewichtstoename beperkt blijft. Geef eerlijke en volledige informatie over de mogelijke problemen die haar gewicht geeft bij de zwangerschap en baring; niet om haar bang te maken, maar om haar voor te bereiden en een strategie te ontwikkelen om er zo goed mogelijk mee om te gaan. Bespreek obstakels bij het geven van borstvoeding en zoek op voorhand al manieren om daarmee om te gaan (andere houding en posities, manieren om de borst te ondersteunen, gebruik van borstvoeding hulpmiddelen, afkolven van colostrum voor een goed op gang komen van de melkproductie, etc.). Vermijd interventies die niet perse noodzakelijk zijn en vooral: houd moeder en kind na de baring bij elkaar en geef niets anders dan moeders eigen colostrum in kleine frequente hoeveelheden.
Lees vooral ook verder over deze onderwerpen door op de labels hieronder te klikken.
*) Scherder E: Gaat je geheugen kapot als je teveel voor de computer hangt?, Universiteit van Nederland