vrijdag 25 januari 2013
Ten eerste
Wie een officiële DVD afspeelt moet eerst door zo’n verplicht clipje heen over downloaden en diefstal en vervolgens door een paar reclames voor andere officiële DVD’s. Wie een onofficiële film afspeelt, zo’n illegaal gedownloade, heeft niet dat irritante waarschuwingsfilmpje en ook niet die aankondigingen voor ander films, maar wel vaak slechtere beeldkwaliteit of voor het beeld langslopende bioscoop bezoekers. Die reclames zijn irritant, want ze gaan over films die je al in de bioscoop zag en toch al wilde hebben of over films die je helemaal niet wilt zien. Maar zo’n DVD met waarschuwingen en reclames geeft je dan wel weer een braaf gevoel, want je hebt er netjes voor betaald, zodat de filmmakers en de acteurs nog meer kunnen toevoegen aan de miljoenen die ze toch al verdienden. Maar ondanks de slechte kwaliteit voel je je met zo’n half-illegaal filmpje van het internet toch ook best wel goed, want je ziet die film toch maar mooi zonder andermans toch al goed gevulde portefeuille te spekken met jouw zuurverdiende en niet erg rekbare centen. Daar neem je nu en dan het slechte beeld en onregelmatige geluid voor op de koop toe.
Terwijl ik dit schrijf kijk ik met een half oog naar een film. Een officiële nog maar liefst. Sommige films zie ik zo graag, dat ik er het geld voor over heb. Ik draai ze dan ook grijs (als dat kon met een DVD). Deze heb ik ook al ‘tig keer gezien, dus ik kan het me permitteren om hem in een hoekje van mijn beeld te laten draaien, ondertussen te schrijven en bij de mooiste scenes even goed te kijken. Oeps, voorbij. Even terugspoelen dan en nog eens. Jááá, daar, hè, mooi stukje. En ander stukjes kunnen even doorgespoeld worden, die stukjes waar je, van plaatsvervangende gene, met kromme tenen naar kijkt. Geen kwestie van roekeloos sensatie-zoeken, zoals zou lijken uit het onderzoek dat ik gisteren in mijn PS* aanhaalde, maar eigenlijk geen tijd en toch graag die film nog eens willen zien. Kwestie van prioriteiten stellen. Ik zou toch niet mijn trouwe lezers het genot van een nieuw verhaaltje willen misgunnen omdat ik zo nodig voor de tigste keer dezelfde film wil kijken. En ik leer er eindelijk ook nog blind typen door, dat is me in de voorgaande decennia nooit gelukt.
Ten eerste is mijn werk belangrijk, ten tweede mijn pleziertjes. Bij borstvoeding ondersteuning zijn er ook zo van die regeltjes van ten eerste, ten tweede en ten derde. Daar zullen we het nu en de komende dagen over hebben. Vandaag de eerste regel: Ten eerste: geef de baby eten. Baby’s moeten eten, dat is letterlijk van levensbelang. Nooit in zijn hele leven zal hij nog zo hard groeien, zo’n ontwikkeling doormaken als in zijn eerste levensweken en –maanden. Dat kost een ongelooflijke hoeveelheid energie en voedingsstoffen. De baby wordt geboren met een reserve om enkele dagen te overleven, maar overleven is niet genoeg. Het kind moet niet alleen overleven, maar groeien, zich ontwikkelen en gedijen. Daarvoor is eten nodig, vrij veel eten en in een min of meer constante stroom.
Het liefst komt al dat eten rechtstreeks van zijn moeder, als dat niet kan is het afgekolfde melk van zijn moeder. Als die opties niet beschikbaar of onvoldoende zijn, is het ''ten eerste''-alternatief de melk van een andere moeder. Met name voor een kind van wie de gezondheid toch al gevaar loopt, is mensenmelk van essentieel belang. Het geeft de minste risico’s voor belasting van zijn toch al op scherp staande systeem. Het geeft hem goed opneembare voeding in de juiste verhoudingen en met de minste risico’s op bijkomende ziekte, nu direct, op korte termijn of op langere termijn. De uitkomsten van kinderen die menselijke melk krijgen zijn statistisch gezien beter dan die van kinderen die geen menselijke melk krijgen, maar op dierlijke of plantaardige melk gebaseerde substituten. Zo’n substituut is net als een dubbel of een stuntman in een film. Van een afstandje lijkt hij best op het origineel en hij voldoet ook zeker voor het aspect van de rol waarvoor hij wordt ingezet, maar hij draagt de film niet. Niet-menselijke melk voldoet op een bepaald moment aan de nutritionele eisen van het kind, niet helemaal, maar voldoende om hem aan de gang te houden, te groeien en zich te ontwikkelen. Maar het zal hem minder waarschijnlijk tot zijn volle potentieel kunnen brengen.
Het is over het algemeen niet nodig een kind dat ander eten nodig heeft van zijn moeder te scheiden. Het is, voor de volledigheid, vrijwel nooit nodig een pasgeboren kind van zijn moeder te scheiden. De meeste redenen waarom een kind in de couveuse wordt gelegd (de belangrijkste reden voor scheiding van een moeder en haar pasgeboren kind) zijn niet wetenschappelijk onderbouwd. Een ziek kind, een zwak kind, een te klein of te zwaar kind is over het algemeen beter af in direct huidcontact met zijn moeder (of met zijn vader als moeder niet beschikbaar is) dan in een couveuse. Allerlei onderzoeken geven aan dat een kind tijdens structurele kangoeroemoederzorg betere vitale functies heeft dan hetzelfde kind in de couveuse. Technisch is het heel goed mogelijk alle bewakings- en behandelingsapparatuur in te zetten terwijl de baby bij zijn moeder is. Het mooie van dat directe en doorgaande huidcontact is dat het ‘’geef de baby eten’’ veel effectiever is. Een baby die in nauw lichaamscontact is met een ander mens is, heeft namelijk nauwelijks energieverlies (geen temperatuur om goed te houden, geen stress, een interactieve metronoom om zijn hartslag op gang te houden en een voortdurende prikkel om te blijven ademen) en heeft dus minder eten nodig of hij komt met dezelfde hoeveelheid verder.
Foto: multitasking aan de computer
*) Sanbonmatsu DM, Strayer DL, Medeiros-Ward N, Watson JM (2013) Who Multi-Tasks and Why? Multi-Tasking Ability, Perceived Multi-Tasking Ability, Impulsivity, and Sensation Seeking.
PS: Deze drie regels besprak ik eerder in deel drie van de miniserie Een, twee, drie