Foto: Saoirse Ronan als Melanie Stryder / Wanda en Max Irons als Jared Howe in The Host (2013), waar de oorspronkelijke eigenaar van het lichaam de ‘’gast’’ een andere richting indwingt.
De wens om borstvoeding te geven en de vastberadenheid om die wens in werkelijkheid om te zetten en de uiteindelijke uitkomsten van die wens zijn, zoals we in Etiket ook al zagen, onderwerp van veel onderzoek en speculatie. Meer dan alleen maar noteren wie wel of niet borstvoeding wil geven en wie het hoe lang ook daadwerkelijk doet, zochten Odom et al (2013) en Gubler cs (2013) naar redenen voor eerder dan gepland stoppen en voor indicatoren voor succes. En dan blijken er heel wat meer aspecten mee te spelen dan alleen de BMI van de moeder.
In Zwitserland lieten Gubler en collegae een kleine 2000 moeders terugkijken op hun borstvoeding ervaring. Er deden alleen moeders van op tijd geboren en gezonde eenlingen mee en er werd gekeken naar factoren in het vroege postpartum. Het bleek dat moeders van een volgend kindje meer geneigd waren bij ontslag uit het ziekenhuis exclusief borstvoeding te geven, maar vaker een fopspeen te geven*. Andere positieve factoren voor succesvol borstvoeding geven (succesvol volgens de definitie van de onderzoekers, dat wil zeggen uitsluitend borstvoeding bij ontslag uit het ziekenhuis na de bevalling) waren bevallen zonder epidurale verdoving (ruggeprik), direct gevolgd door huidcontact en 24 uurs rooming-in, en goede zorg voor de tepels. Overgewicht bij de moeder was een negatieve factor. Dit was een retrospectief onderzoek en is dus gebaseerd op de weergave van de moeders en hun geheugen. De restrictieve definitie van borstvoeding succes is zeker ook richtinggevend voor de resultaten.
Het onderzoek van Odom en zijn collegae was wel prospectief, maar eveneens empirisch, beschrijvend. Dat wil zeggen dat er verschijnselen worden genoteerd en dat wordt gekeken of daarin patronen te herkennen zijn. Dat kan dus aangeven of er een verband te leggen is tussen verschillende zaken, maar niet of dat nevenschikkende of oorzakelijke verbanden zijn. Het was door de methode ook zeker richtinggevend, want moeders moesten van 32 mogelijke redenen om eerder dan gepland te stoppen met borstvoeding, aangeven hoe veel invloed deze redenen hadden, afgezet op eens schaal van 1 tot 4. Een heel opvallende uitkomst van het onderzoek was dat maar liefst 60% van alle ondervraagde moeders aangaf eerder te zijn gestopt dan ze zich aanvankelijk hadden voorgenomen. Van de redenen om te stoppen waren zorgen over de gezondheid van moeder en kind, voeding en medicijngebruik en problemen met borstvoeding (moeite van het kolven en allerlei lactatieproblemen). Er werd geen vergelijking gemaakt met moeders die wel minimaal de geplande tijd borstvoeding gaven.
Uiteraard concluderen alle onderzoekers dat moeders beter moeten worden begeleid en dat er geanticipeerd moet worden op al die factoren die lijken of blijken mee te spelen. Persoonlijk vind ik vaak de ‘’nevenuitkomsten’’ veel interessanter dan de ‘’echte’’ uitkomsten. Bijvoorbeeld die maar liefst 60 (zes-tig!) procent moeders die hun eigen lat niet halen. En de onbeantwoorde vraag of die andere 40% dan niet die problemen ervoeren van de 60%. En waarom, zo ja, dat voor hen dan geen reden tot stoppen was. En als de moeders hun eigen redenen hadden mogen opgeven, wat zou er dan uitgekomen zijn? En in dat andere onderzoek, tja, er is vast weer iemand op afgestudeerd, maar echt nieuwe inzichten geeft het niet. Zeker geen nieuwe inzichten die nieuwe richtingen kunnen aangeven. Eigenlijk geven beide onderzoeken alleen bevestiging van wat we al wisten: moeders moeten worden voorbereid met realistische verwachtingen en worden begeleid volgens goede, wetenschappelijk gebaseerde, maar op persoonlijke maat gesneden begeleiding. Same old, same old. Alleen weer eens in een nieuw jasje.
* Op grond van meer onderzoek dat wijst in de richting van verminderde uitkomsten voor moedermelkvoeding in vergelijking met aan-de-borstvoeding, ben ik geneigd het gebruik van vervangende zuigobjecten ook in te delen bij aspecten die borstvoeding minder exclusief maken. Het gaat immers niet alleen om het eten, maar zeker ook om het proces. ‘’Method and milk’’ zoals Kathleen Kendall-Tacket dat uitlegt in:
Kendall-Tackett K: Answering the Critics: Breastmilk Separate of Breastfeeding Does Not Produce the Same Results, KIndred Community, August 12, 2013
Gubler, T., Krähenmann, F., Roos, M., et al. (2012). Determinants of successful breastfeeding initiation in healthy term singletons: a Swiss university hospital observational study. Journal of Perinatal Medicine, 41(3), pp. 233-341. Retrieved 11 Aug. 2013, from doi:10.1515/jpm-2012-0102
Odom EC, Li R, Scanlon KS, Perrine CG,Grummer-Strawn L: Reasons for Earlier Than Desired Cessation of Breastfeeding. Pediatrics 2013; 131:3 e726-e732; published ahead of print February 18, 2013, doi:10.1542/peds.2012-1295