Foto: Bill Murray als Phil in Groundhog Day (1993) waarin hij dezelfde dag keer op keer opnieuw beleeft.
Een dagelijks stukje schrijven leek zo’n goed idee toen ik eraan begon. Als mensen horen dat een deel van mijn werk bestaat uit het geven van lezingen, workshops en cursussen over borstvoeding, dan vragen ze vaak hoe ik dat voor elkaar krijg om uren over borstvoeding te praten, dagen zelfs bij cursussen. Mijn antwoord is simpel: ik raak daarover gewoon niet uitgepraat. Daarom leek een dagelijks stukje ook geen enkel probleem. In de praktijk blijkt dat ik met dat dagenlange praten toch vaak mezelf herhaal. Op een andere manier, met andere woorden, voor een ander publiek, maar toch steeds meer van hetzelfde. Soms is de herhaling zo intens dat ik er een soort Marmottendag gevoel bij krijg (zie afbeelding), een sterk deja-vu, een dit-deed-ik-eerder-al-eens gevoel dus. Voor een deel komt dat omdat ondanks de diversiteit van moeders, kinderen en moeder-kind koppels, de basisprincipes gelijk zijn en dezelfde paar thema’s voortdurend terugkomen: Informatie versus marketing. Moeder en kind nabijheid. Responsief ouderschap versus babytrainingen.
Informatie versus marketing. Om zwangerschap, baring en borstvoeding/opvoeding tot tevredenheid van iedere direct betrokkene te doorleven is informatie van doorslaggevend belang. Weten hoe dingen werken en in elkaar zitten is belangrijk om adviezen op waarde te kunnen schatten. Marketing geeft ook een vorm van informatie, maar dat is informatie die je aanzet tot de aankoop of acceptatie van de dienst of het product waarvoor reclame gemaakt wordt. Meestal is het doel van die dienst of product niet het belang van de koper, maar van de verkoper, meer precies, de financiën of levensfilosofie van de verkoper/maker/aanbieder. Tip: onderscheid marketing van werkelijke informatie door het gebruik van romantiserende beelden en veel ‘’moeten’s’’ en veel ‘’mag niet’s’’. Werkelijke informatie geeft mogelijkheden en opties, met bij voorkeur dingen als ‘’als je zus doet kun je mogelijk dat verwachten, als je zo doet kun je mogelijk dat verwachten’’.
Moeder en kind nabijheid. Dit is een van meest basale dingen in het geheel van verzorging, voeding en opvoeding. In het meest prille begin is die nabijheid vrijwel absoluut en alleen inwisselbaar voor een enkele andere vaste hechtingsfiguur, bijvoorbeeld de vader. De noodzaak tot lijfelijke nabijheid met een ander mens is diep en onuitwisbaar gegrift in de blauwdruk van het kind, naast de behoefte aan voedsel en ademhaling. Voor het op gang komen en stabiliseren van het geheel van het proces van borstvoeding en het product moedermelk is dat in het begin voornamelijk de moeder. Tenzij de vader of de vrouwelijke tweede ouder overweegt om ook borstvoeding te geven, dan mag het gelijkelijk worden verdeeld. Het intact houden van de lijfelijke verbinding tussen moeder en kind tijdens en direct na de geboorte en na het afnavelen is de belangrijkste factor bij een goed begin van de borstvoeding en van het leggen van de fundamenten voor een gezonde emotionele ontwikkeling en de mogelijk tot het aangaan en onderhouden van bevredigende relaties van elke soort. Om in lijn te blijven met het informatie versus marketingstukje: het is niet de enige factor en zelfs zonder dat kunnen borstvoeding en emotionele ontwikkeling goed op gang komen, maar daarvoor is dan harder werk en veel meer nadenken nodig.
Responsief ouderschap versus babytrainingen. Met babytrainingen bedoel ik elke vorm van het disciplineren van kinderen zoals leren slapen, leren alleen slapen, leren doorslapen, eten wat de pot schaft en wanneer de pot schaft, zindelijkheidstraining. Responsief ouderschap houdt in dat de ouders (of degenen die als zodanig functioneren of tijdelijk die taak waarnemen) hun kind leren kennen, zijn signalen en communicatie herkennen, verstaan en begrijpen en er adequaat op reageren. Dat reageren is dan met het belang van het kind in gedachten, niet met het belang of het gemak van de volwassene. Onlangs zag ik een filmpje waarin een vader een methode liet zien om het ‘’zeuren’’ van zijn tweejarige dochter te stoppen. Hij leidde haar af op het moment dat zij aanstalten maakte om te gaan huilen, zeuren of een tantrum te krijgen. Kindje was ergens mee bezig en iets zat tegen, het lipje ging trillen, de huilgeluidjes kwamen en vader vroeg ‘’wat zegt de koe?’’. Als in een geconditioneerde reflex stopte het huilen en het kindje zei: ‘’Boehoe’’. Wat leerde het kindje: huilen mag niet, mijn gevoelens zijn irrelevant, communicatie heeft geen zin. Als vader in plaats daarvan de communicatie had opgepakt, door praten proberen erachter te komen wat het kindje bedoelde en haar te helpen daar een oplossing voor te vinden, had het kindje geleerd dat zij belangrijk is voor haar vader, dat haar gevoelens ertoe doen en dat communicatie zorgt voor hulp bij problemen of het delen van je emoties. Ze had ook geleerd dat huilen oké is, maar dat praten een effectievere methode van communicatie is.
Na een paar jaar dagelijkse blogs is dit dus eigenlijk waar ik het grotendeels over heb. In steeds andere woorden. Met telkens andere plaatjes. In altijd andere omstandigheden. Met veel andere details. Maar steeds, telkens, altijd diezelfde marmot.