Foto: Pinocchio die niet meer wiebelig als marionet wilde dansen aan zijn touwtjes maar een echt mens wilde zijn in Disney's Pinocchio (1940)
Ik zag een filmpje van een slangenmens. Het werd gedeeld via een Facebook pagina die zich wijdt aan grappige dingen; de avatar van de site doet denken dat het vooral om onderbroekenlol gaat. Het filmpje liet een voorstelling zien van een slangenmens, inclusief het publiek dat met een mengeling van afgrijzen en bewondering toekeek hoe de man zijn lichaam in de vreemdste bochten draaide en tot slot zichzelf door een tennisracket heen wurmde. Wat de man doet is niet zozeer knap, want het is niet het soort acrobatiek dat iedereen kan leren als hij maar hard genoeg zou trainen. Het is niet het normale protocol voor menselijke beweging. Dit soort zeer extreme bewegingen en houdingen kunnen alleen worden uitgevoerd door iemand met een ernstige vorm van hypermobiliteit. Met ander woorden, iemand die van nature wiebelig is aangelegd. In vroeger tijden stonden zulke mensen op de kermis samen met de dame met de baard en het meisje met vier benen.
Menselijke lichamen zijn niet het enige dat wiebelig in aanleg kan zijn. Bij sommige mensen is het zelfvertrouwen ook hypermobiel en zwaait met elke positieve en negatieve input mee. In de ene levensfase meer dan in de andere. Moeder-zijn is een fase of een toestand die bijna vraagt om een zwalkend zelfvertrouwen. Hoe verser het moederschap, hoe wiebeliger dat zelfvertrouwen. Dat is erg jammer, want juist die verse moeder heeft een stevig zelfvertrouwen zo erg nodig. Zwangere vrouwen en pasbevallen moeders zouden daarom alleen maar mogen worden omgeven door positieve omstanders, meedenkers en steungevers. De algemeen en breed uitgedragen boodschap zou moeten zijn dat elke moeder een prima moeder is tot het tegendeel wordt bewezen. Als negatieve verwachtingen een zelf vervullend vermogen hebben, dan moeten positieve verwachtingen dat ook hebben. Moeders die worden ondergedompeld in een bad van positieve verwachtingen zullen aan die verwachtingen gaan voldoen en daardoor positieve feedback krijgen en meer zelfvertrouwen.
Iets anders dat erg wiebelig en hypermobiel kan zijn, en er ook nog een grote show van kan maken, is wetenschappelijk onderzoek. Wel, niet zozeer het onderzoek als wel de verslaglegging ervan en de erop gebaseerde bewijsvoering. De wetenschap-gelovigen bewijzen in hun ijver om geloofwaardig te zijn, soms allen nog maar het gewiebel. Want behalve dat bewijs alleen als hard wordt erkend wanneer het op één bepaalde en zeer nauwkeurig omschreven manier is verkregen, het moet ook elke vijf jaar opnieuw worden bewezen. Onderzoek van meer dan vijf jaar oud wordt gezien als verouderd en niet meer helemaal betrouwbaar. Een ander aspect van het wiebelige karakter van die bewijsvoerende en –uitvoerende gemeenschap is dat op wetenschappelijke bewijsvoering gebaseerde protocollen en richtlijnen om de haverklap veranderen. Wat gisteren niet bestrijdbaar voorschrift was, is morgen verouderd en mogelijk gevaarlijk.
E is een roep om eenduidige advisering door de diverse zorgverleners, met name in de zorg voor de zwangere, de barende en ouders met jonge kinderen. Dat is een goed streven, want veel ouders zien na enkele verschillende zorgverleners door de bomen het bos niet meer, met alle verschillende en soms elkaar tegensprekende adviezen. Er moeten dus protocollen komen, multidisciplinaire protocollen, waar alle zorgverleners zich aan houden. Op die manier krijgen ouders overal hetzelfde advies en raken ze niet meer in verwarring. Minder wiebelige ouders, dus, zou je hopen. Maar wie of wat bepaalt dan wat er in die protocollen komt te staan? Die wiebelige, om de haverklap veranderende wetenschap? En wie bepaalt of er één handelswijze of advies is die voor iedere ouder werkt of toepasbaar is?
Ik zou persoonlijk liever zien dat zorgverleners meer zouden weten over de fysiologie van de mensen en situatie waarmee ze te maken krijgen, dat ze gewoon een heel degelijk breed en diep begrip hebben van hoe het lichaam en de mens in elkaar zit en werkt. En dat ze dat vervolgens aan hun cliënten kunnen uitleggen, elk op zijn eigen begripsniveau. En dat op basis van dat begrip van de fysiologie geadviseerd kan worden voor de normale gang van zaken en voor pathologie. Maatwerk in de zorg heet dat. En dat overstijgt het volgen van dode, maar zeer wiebelig gebaseerde regeltjes, protocollen en richtlijnen. Enkel werken volgens protocol, er niet van af kunnen wijken en niet verder kunnen of willen kijken, maakt van een zelfdenkende, intelligente zorgverlener een marionet.
Ik zag een filmpje van een slangenmens. Het werd gedeeld via een Facebook pagina die zich wijdt aan grappige dingen; de avatar van de site doet denken dat het vooral om onderbroekenlol gaat. Het filmpje liet een voorstelling zien van een slangenmens, inclusief het publiek dat met een mengeling van afgrijzen en bewondering toekeek hoe de man zijn lichaam in de vreemdste bochten draaide en tot slot zichzelf door een tennisracket heen wurmde. Wat de man doet is niet zozeer knap, want het is niet het soort acrobatiek dat iedereen kan leren als hij maar hard genoeg zou trainen. Het is niet het normale protocol voor menselijke beweging. Dit soort zeer extreme bewegingen en houdingen kunnen alleen worden uitgevoerd door iemand met een ernstige vorm van hypermobiliteit. Met ander woorden, iemand die van nature wiebelig is aangelegd. In vroeger tijden stonden zulke mensen op de kermis samen met de dame met de baard en het meisje met vier benen.
Menselijke lichamen zijn niet het enige dat wiebelig in aanleg kan zijn. Bij sommige mensen is het zelfvertrouwen ook hypermobiel en zwaait met elke positieve en negatieve input mee. In de ene levensfase meer dan in de andere. Moeder-zijn is een fase of een toestand die bijna vraagt om een zwalkend zelfvertrouwen. Hoe verser het moederschap, hoe wiebeliger dat zelfvertrouwen. Dat is erg jammer, want juist die verse moeder heeft een stevig zelfvertrouwen zo erg nodig. Zwangere vrouwen en pasbevallen moeders zouden daarom alleen maar mogen worden omgeven door positieve omstanders, meedenkers en steungevers. De algemeen en breed uitgedragen boodschap zou moeten zijn dat elke moeder een prima moeder is tot het tegendeel wordt bewezen. Als negatieve verwachtingen een zelf vervullend vermogen hebben, dan moeten positieve verwachtingen dat ook hebben. Moeders die worden ondergedompeld in een bad van positieve verwachtingen zullen aan die verwachtingen gaan voldoen en daardoor positieve feedback krijgen en meer zelfvertrouwen.
Iets anders dat erg wiebelig en hypermobiel kan zijn, en er ook nog een grote show van kan maken, is wetenschappelijk onderzoek. Wel, niet zozeer het onderzoek als wel de verslaglegging ervan en de erop gebaseerde bewijsvoering. De wetenschap-gelovigen bewijzen in hun ijver om geloofwaardig te zijn, soms allen nog maar het gewiebel. Want behalve dat bewijs alleen als hard wordt erkend wanneer het op één bepaalde en zeer nauwkeurig omschreven manier is verkregen, het moet ook elke vijf jaar opnieuw worden bewezen. Onderzoek van meer dan vijf jaar oud wordt gezien als verouderd en niet meer helemaal betrouwbaar. Een ander aspect van het wiebelige karakter van die bewijsvoerende en –uitvoerende gemeenschap is dat op wetenschappelijke bewijsvoering gebaseerde protocollen en richtlijnen om de haverklap veranderen. Wat gisteren niet bestrijdbaar voorschrift was, is morgen verouderd en mogelijk gevaarlijk.
E is een roep om eenduidige advisering door de diverse zorgverleners, met name in de zorg voor de zwangere, de barende en ouders met jonge kinderen. Dat is een goed streven, want veel ouders zien na enkele verschillende zorgverleners door de bomen het bos niet meer, met alle verschillende en soms elkaar tegensprekende adviezen. Er moeten dus protocollen komen, multidisciplinaire protocollen, waar alle zorgverleners zich aan houden. Op die manier krijgen ouders overal hetzelfde advies en raken ze niet meer in verwarring. Minder wiebelige ouders, dus, zou je hopen. Maar wie of wat bepaalt dan wat er in die protocollen komt te staan? Die wiebelige, om de haverklap veranderende wetenschap? En wie bepaalt of er één handelswijze of advies is die voor iedere ouder werkt of toepasbaar is?
Ik zou persoonlijk liever zien dat zorgverleners meer zouden weten over de fysiologie van de mensen en situatie waarmee ze te maken krijgen, dat ze gewoon een heel degelijk breed en diep begrip hebben van hoe het lichaam en de mens in elkaar zit en werkt. En dat ze dat vervolgens aan hun cliënten kunnen uitleggen, elk op zijn eigen begripsniveau. En dat op basis van dat begrip van de fysiologie geadviseerd kan worden voor de normale gang van zaken en voor pathologie. Maatwerk in de zorg heet dat. En dat overstijgt het volgen van dode, maar zeer wiebelig gebaseerde regeltjes, protocollen en richtlijnen. Enkel werken volgens protocol, er niet van af kunnen wijken en niet verder kunnen of willen kijken, maakt van een zelfdenkende, intelligente zorgverlener een marionet.
Klik op de label-links hieronder om meer over deze onderwerpen te lezen.