Foto: Armin Shimerman als Quark verkoopt zelfs zijn grootmoeder als het maar profijtelijk is, in Star Trek: Deep Space Nine (1993–1999)
Mijn trouwe lezers zullen wellicht versteld hebben gestaan van een extra bericht gisteren, maar niet van de inhoud ervan. Zo’n oproep in een vaktijdschrift triggert allerlei rode knoppen bij mij. Het is weekend, dus ik heb nog geen reactie van de redactie gehad op mijn ingezonden brief, maar ik ben wel benieuwd of ik die ga krijgen. Ik vermoed dat de redactie met het invullen van die pagina’s als lezerspubliek geen lactivisten op het oog had. En dat ben ik dus wel. Niet als ik met cliënten bezig ben, maar anders wel. Wie zoiets vraagt kan van mij een antwoord verwachten: werkt de WHO Code in de praktijk wel in het voordeel van de cliënt? Daar is niets precairs aan, beste redactie. Zorgverleners in de perinatale zorg hebben als professionele verantwoordelijkheid dat zij hun cliënten goede, wetenschappelijke gebaseerde en de gezondheid bevorderende informatie geven, zodat die cliënten vervolgens een geïnformeerde keuze kunnen maken. De WHO Code helpt hen daar juist bij. En dus komt die Code hun cliënten ten goede.
Reclame voor een inferieure keuze komt die cliënt niet ten goede. Dat geldt voor elk vlak van de gezondheidszorg. Reclame is namelijk geen informatie en het heeft niet de gezondheidsbevordering ten doel. Reclame en marketing hebben als enige doel het bevorderen van de verkoop; het leveren van profijt voor de fabrikant en zijn vriendjes.
Mijn trouwe lezers zullen wellicht versteld hebben gestaan van een extra bericht gisteren, maar niet van de inhoud ervan. Zo’n oproep in een vaktijdschrift triggert allerlei rode knoppen bij mij. Het is weekend, dus ik heb nog geen reactie van de redactie gehad op mijn ingezonden brief, maar ik ben wel benieuwd of ik die ga krijgen. Ik vermoed dat de redactie met het invullen van die pagina’s als lezerspubliek geen lactivisten op het oog had. En dat ben ik dus wel. Niet als ik met cliënten bezig ben, maar anders wel. Wie zoiets vraagt kan van mij een antwoord verwachten: werkt de WHO Code in de praktijk wel in het voordeel van de cliënt? Daar is niets precairs aan, beste redactie. Zorgverleners in de perinatale zorg hebben als professionele verantwoordelijkheid dat zij hun cliënten goede, wetenschappelijke gebaseerde en de gezondheid bevorderende informatie geven, zodat die cliënten vervolgens een geïnformeerde keuze kunnen maken. De WHO Code helpt hen daar juist bij. En dus komt die Code hun cliënten ten goede.
Reclame voor een inferieure keuze komt die cliënt niet ten goede. Dat geldt voor elk vlak van de gezondheidszorg. Reclame is namelijk geen informatie en het heeft niet de gezondheidsbevordering ten doel. Reclame en marketing hebben als enige doel het bevorderen van de verkoop; het leveren van profijt voor de fabrikant en zijn vriendjes.
Gezondheidsinformatie gaat over de verschillende opties en de consequenties van die opties en hoe die verschillende opties kunnen worden aangepakt om tot een zo optimaal mogelijk effect te komen. Verschillende deskundigen en instellingen hebben dat soort informatie onderzocht en ontwikkeld en beschikbaar gemaakt. Zonder reclame, zonder cadeautjes en zonder pluimstrijkerij. Maar wel eerlijk en wetenschappelijk gebaseerd. Hieronder een lijst met wat titels voor vergelijkingen tussen borstvoeding en borstvoeding-vervangers, over het klaarmaken van kunstmatige zuigelingenvoeding, over indicaties voor het geven van wat anders dan moeders eigen melk en over de effecten op de volksgezondheid van de keuze voor zuigelingenvoeding. Gewoon wat licht leesvoer voor de zondag.
De WHO Code wordt vaak verkeerd begrepen. Vaak wordt, volkomen ten onrechte, gedacht dat de Code er is om kunstvoeding te verbieden en moeders die ervoor kiezen, of zich gedwongen voelen te kiezen, om geen borstvoeding te geven, zwart te maken. De Code is, helemaal in tegenstelling tot dat idee, juist bedoeld om de gezondheid van kinderen zoveel mogelijk te beschermen door ouders de mogelijkheid te bieden een eerlijke, goed geïnformeerde keuze te maken. Niet van de wijs gebracht door de loze beloften en pluimstrijkerijen van fabrikanten, rechtstreeks of via gebrainwashte zorgverleners, maar met eerlijke informatie.
Maar de Code alleen gaat er niet voor zorgen dat alle moeders die ervoor kiezen borstvoeding te geven dat ook daadwerkelijk doen en doen voor de periode die zij daarvoor in gedachten hadden. daarvoor is een tweede initiatief van de WHO en Unicef nodig: het Baby Friendly Hostpital Initiative (in Nederland ‘’Zorg voor Borstvoeding’’). Waar de Code de kans geeft een eerlijke keuze te maken, biedt het BFHI de mogelijkheid die keuze ook ten uitvoer te brengen. Ook hier weer zonder gouden bergen en hebbedingetjes, maar door kennis en vaardigheden. Bij de moeder en bij haar zorgverleners. Want een zorgverlener die zijn best doet om een moeder te voorzien van de informatie om een verantwoorde keuze te maken, moet daarna zorgen dat zij die keuze ook kan uitvoeren. Die zorgverlener moet daarvoor zijn stinkende best doen, moet het zich als zijn beroepseer verplicht zien om die moeder te helpen haar keuzes te maken en uit te voeren.
En wie heeft daar profijt bij? Wie moet dat in de praktijk ten goede komen? Het kind. Want al die campagnes, voorlichting, keuzes en steun zijn allemaal bedoeld om het kind een zo gezond mogelijke start in het leven te geven.
Nataal, hoe durf je daar eigenlijk een vraag van te maken voor zorgverleners in de perinatale zorg!
Literatuurlijst
Artsen nog steeds gevoelig voor marketing. (2011, december 22). Opgehaald van NU.nl: http://www.nu.nl/gezondheid/2699656/artsen-nog-steeds-gevoelig-marketing.html
Carletti, C., & Cattaneo, A. (2008). Home preparation of powdered infant formula: is it safe? Acta Pædiatrica, 97(8):1131-1132.
Hanson, L. (2007). The role of breastfeeding in the defence of the infant. In T. Hale, & P. Hartmann, Textbook of Human Lactation (pp. 159-192). Amarillo, TX: Hale Publishing, L.P.
Kenniscentrum Borstvoeding. (z.d.). De samenstelling van kunstvoeding en moedermelk vergeleken. Opgehaald van borstvoeding.com: http://www.borstvoeding.com/kindjeaandeborst/inhoud/algemeen1.html
Labiner-Wolfe, J., Fein, S., & Shealy, K. (2008 ). Infant Formula-Handling Education and Safety. Pediatrics, 122: S85-S90.
Smeets, A. (2012). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van borstvoeding? In F. Büchner, C. van Rossum, & C. Thijs, Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM.
UNICEF/WHO. (2006). Baby Friendly Hospital Initiative, revised, updated and expanded for integrated care, Section 1, Background and Implementation, Preliminary Version. Geneve: WHO.
van Rossum, C., Buchner, F., & Hoekstra, J. (2005). Kwantificering van de gezondheidseffecten van borstvoeding - Literatuuroverzicht en modelsimulatie. Bilthoven: RIVM.
Wemos. (2009, 12). De WHO-code voor babyvoeding. Opgehaald van wemos.nl: http://www.wemos.nl/01_ons_werk_eerdere_projecten_093a_who_code_babyvoeding.htm
WHO & Unicef. (2009). Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO/FCH/CAH/09.01; WHO/NMH/NHD/09.01. WHO.
WHO. (1981). International Code of Marketing of Breast-milk Substitutes. Geneve: WHO.
WHO. (2003). Global Strategy for Infant and Young Child Feeding. Geneve: WHO.
De WHO Code wordt vaak verkeerd begrepen. Vaak wordt, volkomen ten onrechte, gedacht dat de Code er is om kunstvoeding te verbieden en moeders die ervoor kiezen, of zich gedwongen voelen te kiezen, om geen borstvoeding te geven, zwart te maken. De Code is, helemaal in tegenstelling tot dat idee, juist bedoeld om de gezondheid van kinderen zoveel mogelijk te beschermen door ouders de mogelijkheid te bieden een eerlijke, goed geïnformeerde keuze te maken. Niet van de wijs gebracht door de loze beloften en pluimstrijkerijen van fabrikanten, rechtstreeks of via gebrainwashte zorgverleners, maar met eerlijke informatie.
Maar de Code alleen gaat er niet voor zorgen dat alle moeders die ervoor kiezen borstvoeding te geven dat ook daadwerkelijk doen en doen voor de periode die zij daarvoor in gedachten hadden. daarvoor is een tweede initiatief van de WHO en Unicef nodig: het Baby Friendly Hostpital Initiative (in Nederland ‘’Zorg voor Borstvoeding’’). Waar de Code de kans geeft een eerlijke keuze te maken, biedt het BFHI de mogelijkheid die keuze ook ten uitvoer te brengen. Ook hier weer zonder gouden bergen en hebbedingetjes, maar door kennis en vaardigheden. Bij de moeder en bij haar zorgverleners. Want een zorgverlener die zijn best doet om een moeder te voorzien van de informatie om een verantwoorde keuze te maken, moet daarna zorgen dat zij die keuze ook kan uitvoeren. Die zorgverlener moet daarvoor zijn stinkende best doen, moet het zich als zijn beroepseer verplicht zien om die moeder te helpen haar keuzes te maken en uit te voeren.
En wie heeft daar profijt bij? Wie moet dat in de praktijk ten goede komen? Het kind. Want al die campagnes, voorlichting, keuzes en steun zijn allemaal bedoeld om het kind een zo gezond mogelijke start in het leven te geven.
Nataal, hoe durf je daar eigenlijk een vraag van te maken voor zorgverleners in de perinatale zorg!
Literatuurlijst
Artsen nog steeds gevoelig voor marketing. (2011, december 22). Opgehaald van NU.nl: http://www.nu.nl/gezondheid/2699656/artsen-nog-steeds-gevoelig-marketing.html
Carletti, C., & Cattaneo, A. (2008). Home preparation of powdered infant formula: is it safe? Acta Pædiatrica, 97(8):1131-1132.
Hanson, L. (2007). The role of breastfeeding in the defence of the infant. In T. Hale, & P. Hartmann, Textbook of Human Lactation (pp. 159-192). Amarillo, TX: Hale Publishing, L.P.
Kenniscentrum Borstvoeding. (z.d.). De samenstelling van kunstvoeding en moedermelk vergeleken. Opgehaald van borstvoeding.com: http://www.borstvoeding.com/kindjeaandeborst/inhoud/algemeen1.html
Labiner-Wolfe, J., Fein, S., & Shealy, K. (2008 ). Infant Formula-Handling Education and Safety. Pediatrics, 122: S85-S90.
Smeets, A. (2012). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van borstvoeding? In F. Büchner, C. van Rossum, & C. Thijs, Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM.
UNICEF/WHO. (2006). Baby Friendly Hospital Initiative, revised, updated and expanded for integrated care, Section 1, Background and Implementation, Preliminary Version. Geneve: WHO.
van Rossum, C., Buchner, F., & Hoekstra, J. (2005). Kwantificering van de gezondheidseffecten van borstvoeding - Literatuuroverzicht en modelsimulatie. Bilthoven: RIVM.
Wemos. (2009, 12). De WHO-code voor babyvoeding. Opgehaald van wemos.nl: http://www.wemos.nl/01_ons_werk_eerdere_projecten_093a_who_code_babyvoeding.htm
WHO & Unicef. (2009). Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO/FCH/CAH/09.01; WHO/NMH/NHD/09.01. WHO.
WHO. (1981). International Code of Marketing of Breast-milk Substitutes. Geneve: WHO.
WHO. (2003). Global Strategy for Infant and Young Child Feeding. Geneve: WHO.