Foto: Embeth Davidtz als Miss Honey en Mara Wilson als Matilda in Matilda (1996) gebaseerd op het gelijknamige boek van Roald Dahl
In mijn sociale media omgeving komt geloof nog al eens ter sprake de laatste tijd. Gelovigen in mijn vriendenlijst met religieus of spiritueel getinte teksten en plaatjes. Gelovigen van de ene richting die gelovigen van de andere richting virtueel afmaken. Atheïsten met teksten en plaatjes die geloof afdoen als nonsens (letterlijk on-zin). De nieuwe paus natuurlijk, en zijn lijfarts, een cardioloog die in wonderen gelooft. Geloven in wetenschap of juist niet. Geloven in ziektebeelden of juist niet. En geloof in magie. Een mooie illustratie van een mini-draakje op een hand, met een quote: “Those who don't believe in magic will never find it.” van Roald Dahl. Op zich al een sterke, maar nog mooier in zijn context: “And above all, watch with glittering eyes the whole world around you because the greatest secrets are always hidden in the most unlikely places. Those who don't believe in magic will never find it.” Kinderen worden geboren met die glinstering in hun ogen en hun vermogen magie te zien op onverwachte plaatsen.
Succesvolle kinderboekenschrijvers weten die glinstering te wekken, weten die verborgen plaatsen vol magie te openen. Magisch goede kinderboekenschrijvers kunnen daarmee ook volwassen lezers boeien en hun kinderlijke ogenglinstering naar boven halen. Gebrek aan voldoende goede kinderboekenschrijvers (en leraren en andere opvoeders met die eigenschappen) laat vroeger of later bij de meeste kinderen die bron van magie opdrogen. Geloof in magie wordt kinderachtig (tenzij het wordt ondergebracht in een religie). Sommige kinderen houden die bron, weten blijvend die vonk in hun glinsterde blik te vangen. Zij worden kunstenaars. Of kinderboekenschrijvers. Of fantasy schrijvers. Of ontdekkingsreizigers of uitvinders. Of wetenschappers. Of van alles een beetje. Want binnen de magie kan dat. Dan kan je worden wat je zijn wilt. Het enige dat je nodig hebt is die glinstering in je blik en de bereidheid te geloven dat daar, net om de hoek de magie zal zijn.
Een baby wordt geboren, niet met het geloof, maar met de wetenschap dat aan de andere kant de magie zal zijn. De magie van de hereniging met zijn moeder, niet meer in elkaar, maar aan elkaar, met elkaar. De eerste blik die tussen moeder en kind wordt gewisseld glinstert aan alle kanten en ook moeder weet weer even dat magie bestaat. Soms wordt die glinstering bij de moeder gedoofd door haar geloof in de wetenschap of de pseudowetenschap die haar vertelt dat het niet goed is om altijd maar met haar kind bezig te zijn en hem in haar armen en aan haar borst te houden. Dat bijgelovige vertrouwen in veronderstelde wetenschap, die haar vertelt dat kindjes alleen hun verdriet moeten verwerken en alleen in slaap moeten vallen; dat kindjes het beste gedijen als zij geen eten krijgen als ze honger hebben, dat zij troost krijgen als ze bang zijn, maar pas als het tijd is.
Maar moeders die geloven in die magie, die glinstering van verwondering die heen en weer schittert tussen henzelf en hun kind, die zullen hem behouden. De magie van de moeder-kind-dans laat ze weten zonder leren, laat ze doorgaan bij struikelen, laat ze triomferen na mislukte pogingen. En als je bij de magie de goede petemoei met het toverstokje nodig hebt wil ik die rol wel op me nemen. Het enige wat jijzelf hoeft te doen is geloven. Geloven in jezelf, in je kind en in de magie. Noem die magie hoe je wilt – geloof, wetenschap, evolutie, biologie. Ik weet dat het magie is. Ik geloof. En daarom vind ik de wonderen van de moeder-en-kind-magie telkens als ik een moeder en kind mag bijstaan.
In mijn sociale media omgeving komt geloof nog al eens ter sprake de laatste tijd. Gelovigen in mijn vriendenlijst met religieus of spiritueel getinte teksten en plaatjes. Gelovigen van de ene richting die gelovigen van de andere richting virtueel afmaken. Atheïsten met teksten en plaatjes die geloof afdoen als nonsens (letterlijk on-zin). De nieuwe paus natuurlijk, en zijn lijfarts, een cardioloog die in wonderen gelooft. Geloven in wetenschap of juist niet. Geloven in ziektebeelden of juist niet. En geloof in magie. Een mooie illustratie van een mini-draakje op een hand, met een quote: “Those who don't believe in magic will never find it.” van Roald Dahl. Op zich al een sterke, maar nog mooier in zijn context: “And above all, watch with glittering eyes the whole world around you because the greatest secrets are always hidden in the most unlikely places. Those who don't believe in magic will never find it.” Kinderen worden geboren met die glinstering in hun ogen en hun vermogen magie te zien op onverwachte plaatsen.
Succesvolle kinderboekenschrijvers weten die glinstering te wekken, weten die verborgen plaatsen vol magie te openen. Magisch goede kinderboekenschrijvers kunnen daarmee ook volwassen lezers boeien en hun kinderlijke ogenglinstering naar boven halen. Gebrek aan voldoende goede kinderboekenschrijvers (en leraren en andere opvoeders met die eigenschappen) laat vroeger of later bij de meeste kinderen die bron van magie opdrogen. Geloof in magie wordt kinderachtig (tenzij het wordt ondergebracht in een religie). Sommige kinderen houden die bron, weten blijvend die vonk in hun glinsterde blik te vangen. Zij worden kunstenaars. Of kinderboekenschrijvers. Of fantasy schrijvers. Of ontdekkingsreizigers of uitvinders. Of wetenschappers. Of van alles een beetje. Want binnen de magie kan dat. Dan kan je worden wat je zijn wilt. Het enige dat je nodig hebt is die glinstering in je blik en de bereidheid te geloven dat daar, net om de hoek de magie zal zijn.
Een baby wordt geboren, niet met het geloof, maar met de wetenschap dat aan de andere kant de magie zal zijn. De magie van de hereniging met zijn moeder, niet meer in elkaar, maar aan elkaar, met elkaar. De eerste blik die tussen moeder en kind wordt gewisseld glinstert aan alle kanten en ook moeder weet weer even dat magie bestaat. Soms wordt die glinstering bij de moeder gedoofd door haar geloof in de wetenschap of de pseudowetenschap die haar vertelt dat het niet goed is om altijd maar met haar kind bezig te zijn en hem in haar armen en aan haar borst te houden. Dat bijgelovige vertrouwen in veronderstelde wetenschap, die haar vertelt dat kindjes alleen hun verdriet moeten verwerken en alleen in slaap moeten vallen; dat kindjes het beste gedijen als zij geen eten krijgen als ze honger hebben, dat zij troost krijgen als ze bang zijn, maar pas als het tijd is.
Maar moeders die geloven in die magie, die glinstering van verwondering die heen en weer schittert tussen henzelf en hun kind, die zullen hem behouden. De magie van de moeder-kind-dans laat ze weten zonder leren, laat ze doorgaan bij struikelen, laat ze triomferen na mislukte pogingen. En als je bij de magie de goede petemoei met het toverstokje nodig hebt wil ik die rol wel op me nemen. Het enige wat jijzelf hoeft te doen is geloven. Geloven in jezelf, in je kind en in de magie. Noem die magie hoe je wilt – geloof, wetenschap, evolutie, biologie. Ik weet dat het magie is. Ik geloof. En daarom vind ik de wonderen van de moeder-en-kind-magie telkens als ik een moeder en kind mag bijstaan.