Foto: Michael Kopsa als de alien-met-extra-mogelijkheden Captain Winmark vertelt hoofdpersoon Peter Bishop dat hij niet weet wat hij niet weet in Fringe: The Human Kind (S5, E8)
Bij twijfel: niet doen. Dit kan wel eens het beste advies zijn dat mensen krijgen. Als het niet goed voelt, als je twijfelt over de uitkomst, als je water je laat voelen dat er iets niet goed zit, als dat knagende gevoel in je achterhoofd je iets tracht duidelijk te maken: niet doen. Gewoon niet doen. Als de twijfel wordt veroorzaakt door gebrek aan informatie, ga dan eerst op zoek naar meer informatie. Zorg voor goede informatie. Zodat je op basis van kennis alsnog een keuze kunt maken, zonder twijfel. Bij borstvoeding is vaak sprake van twijfel. Gaat het wel goed? Wat is goed, hoe hoort het? Wat zegt de dokter? De dokter twijfelt ook vaak.
Punt is, dat dokters veel weten over ziekte, maar weinig over gezondheid, vreemd genoeg. De vele jaren die de dokter-in-spe studerend doorbrengt, leveren vooral heel veel kennis over ziekte. Natuurlijk horen anatomie en fysiologie (hoe zit het lichaam in elkaar en hoe werkt het onder normale omstandigheden) zeker bij de lesstof, compleet met allerlei fantasierijke potjeslatijn benamingen voor de meest alledaagse botten en weefsels. Maar over hoe die anatomie en fysiologie in stand gehouden worden en floreren, dat is een onderwerp dat op zijn best zijdelingse aandacht krijgt. De rol van voeding wordt nog net niet enkel in voetnoten benoemd. In het geval van baby’s en peuters en hun voeding is het zo mogelijk nog treuriger gesteld.
Op zich geeft dat natuurlijk niet. Niemand kan alles over alles weten, een dokter is ook maar een mens. Maar kwalijk wordt het als dokter zelf niet weet wat hij niet weet of niet wil weten wat hij niet weet. Voor zijn advisering moet hij dan afgaan op wat anderen hem bieden. Partijen met geldelijk voordeel bij bepaald voorschrijfgedrag weten dat en spelen daar handig op in. Al decennia lang zetten zij borstvoeding in het hoekje bij de geheimzinnige dingen waar geen cadeautjes bij komen en waar geen pluimstrijkende artsenbezoekers voor zijn. Borstvoeding, daar valt geen cent aan te verdienen en geen eer aan te behalen. Verder is het geheimzinnig, want een flink deel van het proces vindt plaats in vrouwenborsten en, mogelijk nog enger, vrouwenhersenen. Dat leidt allemaal samen tot een te makkelijk optredende twijfel over borstvoeding in allerlei omstandigheden en het ‘’bij twijfel, niet doen’’. Dus borstvoeding wordt afgeraden bij de meest vreemde dingen en de meest triviale dingen worden afgeraden bij borstvoeding.
Medicijnen die zonder blikken of blozen aan baby’s worden voorgeschreven leiden tot het advies om met borstvoeding te stoppen als moeder ze moet gebruiken. Medicijnen die moeten worden geïnjecteerd omdat ze oraal nauwelijks opneembaar zijn, idem. Medicijnen die worden gebruikt om moeders eigen tekorten aan te vullen, plaatselijk werkende en toegediende stoffen, inerte contrastvloeistoffen, röntgenfoto’s, … wie het liedje kent mag het meezingen. (Die laatste wilde ik altijd al eens gebruiken, die hoorde ik eens een nieuwslezer uiten bij het doorlopen van de dagelijkse files. Voor een voormalig kleuterjuf is zoiets een feest van herkenning.)
Nu is het waar dat specifiek onderzoek naar de werking van medicatie via moedermelk en bij borstvoeding schaars is. De doelgroep is te klein (en als het aan de fabrikanten ligt steeds kleiner) en niemand verdient er aan. Dus staat er op de bijsluiter en in het grote bureau naslagwerk van de dokter –wat in feite niet meer is dan een bundeling van bijsluiters- bij de meeste medicijnen dat ze bij borstvoeding niet mogen of alleen in overleg met een arts. Die het ook niet weet, anders keek hij niet in zijn boek. Gelukkig schreef Hale (van de elke twee jaar vernieuwde ‘’Medications and Mothers’ Milk’’) een handleiding voor artsen hoe je ook zonder onderzoeken zelf nadenkend (ja, u leest het goed: zelf nadenkend) kunt bepalen of een bepaald medicijn veilig door een voedende moeder kan worden gebruikt (Rowe et al, 2013). Verplichte literatuur (net als voornoemd boek, waarin hij het nadenkwerk alvast deed) voor iedere arts en medicatie voorschrijver en –verstrekker die werkt met moeders en zuigelingen.
Een ander heikel ‘’ik weet het niet, dus doe maar niet’’ item is dat van kinderlijke of moederlijke contra-indicaties voor borstvoeding. Die smoes kan nu niet meer met goed fatsoen worden gebruikt, want Lawrence (2013) schreef daarvoor een handleiding. Net als bij medicatie blijkt hier dat er maar heel weinig ziektes, aandoeningen en medische omstandigheden zijn die tot een negatief borstvoeding advies moeten leiden. Kinderlijke aspecten zijn er maar een paar. Het onvermogen bepaalde nutriënten in moedermelk te verteren is eigenlijk de enige. Van deze omstandigheden is klassieke galactosemie de ernstigste en onverbiddelijkste contra-indicatie.
Lawrence komt tot de voor velen wellicht opmerkelijke en zeker onverwachte conclusie dat er geen maternale condities zijn die onveranderlijk tot een verbod op het geven van borstvoeding moeten leiden. Uiteraard zijn er ernstige overdraagbare ziektes die zich via lichaamsvochten verspreiden, maar moedermelk blijkt een slechte overdrachtsroute te zijn. Moedermelk bevat daarnaast ook algemene weerstand opbouwende en verbeterende stoffen en specifieke antistoffen tegen alle mogelijke ziekteverwekkers die de moeder via haar melk doorgeeft. Natuurlijk zijn er ziekten en aandoeningen de borstvoeding geven moeilijker maken, waarbij moeder en kind meer en vooral betere of specifiekere begeleiding nodig hebben, aanpassingen, hulpmiddelen. Soms zal een behandeling tijdelijke onderbreking nodig maken. Soms zal er een afweging gemaakt moeten worden: is doorgaan of beginnen met borstvoeding een groter of een kleiner gezondheids- en ontwikkelingsrisico voor het kind?
Bij twijfel: niet doen. Dit kan wel eens het beste advies zijn dat mensen krijgen. Als het niet goed voelt, als je twijfelt over de uitkomst, als je water je laat voelen dat er iets niet goed zit, als dat knagende gevoel in je achterhoofd je iets tracht duidelijk te maken: niet doen. Gewoon niet doen. Als de twijfel wordt veroorzaakt door gebrek aan informatie, ga dan eerst op zoek naar meer informatie. Zorg voor goede informatie. Zodat je op basis van kennis alsnog een keuze kunt maken, zonder twijfel. Bij borstvoeding is vaak sprake van twijfel. Gaat het wel goed? Wat is goed, hoe hoort het? Wat zegt de dokter? De dokter twijfelt ook vaak.
Punt is, dat dokters veel weten over ziekte, maar weinig over gezondheid, vreemd genoeg. De vele jaren die de dokter-in-spe studerend doorbrengt, leveren vooral heel veel kennis over ziekte. Natuurlijk horen anatomie en fysiologie (hoe zit het lichaam in elkaar en hoe werkt het onder normale omstandigheden) zeker bij de lesstof, compleet met allerlei fantasierijke potjeslatijn benamingen voor de meest alledaagse botten en weefsels. Maar over hoe die anatomie en fysiologie in stand gehouden worden en floreren, dat is een onderwerp dat op zijn best zijdelingse aandacht krijgt. De rol van voeding wordt nog net niet enkel in voetnoten benoemd. In het geval van baby’s en peuters en hun voeding is het zo mogelijk nog treuriger gesteld.
Op zich geeft dat natuurlijk niet. Niemand kan alles over alles weten, een dokter is ook maar een mens. Maar kwalijk wordt het als dokter zelf niet weet wat hij niet weet of niet wil weten wat hij niet weet. Voor zijn advisering moet hij dan afgaan op wat anderen hem bieden. Partijen met geldelijk voordeel bij bepaald voorschrijfgedrag weten dat en spelen daar handig op in. Al decennia lang zetten zij borstvoeding in het hoekje bij de geheimzinnige dingen waar geen cadeautjes bij komen en waar geen pluimstrijkende artsenbezoekers voor zijn. Borstvoeding, daar valt geen cent aan te verdienen en geen eer aan te behalen. Verder is het geheimzinnig, want een flink deel van het proces vindt plaats in vrouwenborsten en, mogelijk nog enger, vrouwenhersenen. Dat leidt allemaal samen tot een te makkelijk optredende twijfel over borstvoeding in allerlei omstandigheden en het ‘’bij twijfel, niet doen’’. Dus borstvoeding wordt afgeraden bij de meest vreemde dingen en de meest triviale dingen worden afgeraden bij borstvoeding.
Medicijnen die zonder blikken of blozen aan baby’s worden voorgeschreven leiden tot het advies om met borstvoeding te stoppen als moeder ze moet gebruiken. Medicijnen die moeten worden geïnjecteerd omdat ze oraal nauwelijks opneembaar zijn, idem. Medicijnen die worden gebruikt om moeders eigen tekorten aan te vullen, plaatselijk werkende en toegediende stoffen, inerte contrastvloeistoffen, röntgenfoto’s, … wie het liedje kent mag het meezingen. (Die laatste wilde ik altijd al eens gebruiken, die hoorde ik eens een nieuwslezer uiten bij het doorlopen van de dagelijkse files. Voor een voormalig kleuterjuf is zoiets een feest van herkenning.)
Nu is het waar dat specifiek onderzoek naar de werking van medicatie via moedermelk en bij borstvoeding schaars is. De doelgroep is te klein (en als het aan de fabrikanten ligt steeds kleiner) en niemand verdient er aan. Dus staat er op de bijsluiter en in het grote bureau naslagwerk van de dokter –wat in feite niet meer is dan een bundeling van bijsluiters- bij de meeste medicijnen dat ze bij borstvoeding niet mogen of alleen in overleg met een arts. Die het ook niet weet, anders keek hij niet in zijn boek. Gelukkig schreef Hale (van de elke twee jaar vernieuwde ‘’Medications and Mothers’ Milk’’) een handleiding voor artsen hoe je ook zonder onderzoeken zelf nadenkend (ja, u leest het goed: zelf nadenkend) kunt bepalen of een bepaald medicijn veilig door een voedende moeder kan worden gebruikt (Rowe et al, 2013). Verplichte literatuur (net als voornoemd boek, waarin hij het nadenkwerk alvast deed) voor iedere arts en medicatie voorschrijver en –verstrekker die werkt met moeders en zuigelingen.
Een ander heikel ‘’ik weet het niet, dus doe maar niet’’ item is dat van kinderlijke of moederlijke contra-indicaties voor borstvoeding. Die smoes kan nu niet meer met goed fatsoen worden gebruikt, want Lawrence (2013) schreef daarvoor een handleiding. Net als bij medicatie blijkt hier dat er maar heel weinig ziektes, aandoeningen en medische omstandigheden zijn die tot een negatief borstvoeding advies moeten leiden. Kinderlijke aspecten zijn er maar een paar. Het onvermogen bepaalde nutriënten in moedermelk te verteren is eigenlijk de enige. Van deze omstandigheden is klassieke galactosemie de ernstigste en onverbiddelijkste contra-indicatie.
Lawrence komt tot de voor velen wellicht opmerkelijke en zeker onverwachte conclusie dat er geen maternale condities zijn die onveranderlijk tot een verbod op het geven van borstvoeding moeten leiden. Uiteraard zijn er ernstige overdraagbare ziektes die zich via lichaamsvochten verspreiden, maar moedermelk blijkt een slechte overdrachtsroute te zijn. Moedermelk bevat daarnaast ook algemene weerstand opbouwende en verbeterende stoffen en specifieke antistoffen tegen alle mogelijke ziekteverwekkers die de moeder via haar melk doorgeeft. Natuurlijk zijn er ziekten en aandoeningen de borstvoeding geven moeilijker maken, waarbij moeder en kind meer en vooral betere of specifiekere begeleiding nodig hebben, aanpassingen, hulpmiddelen. Soms zal een behandeling tijdelijke onderbreking nodig maken. Soms zal er een afweging gemaakt moeten worden: is doorgaan of beginnen met borstvoeding een groter of een kleiner gezondheids- en ontwikkelingsrisico voor het kind?
Bij twijfel? Niet doen: borstvoeding is vrijwel altijd -voor het kind- de betere optie. Want samen met de mogelijke overdracht van ziekte ontneem je een kind door geen borstvoeding te geven ook de afweer tegen infectieziekten en de normale weerstand tegen ziekte. En bedenk dat bij geen borstvoeding altijd veel meer moet worden vervangen dan alleen de melk.