Foto: Jennifer Lopez als Zoe en Alex O'Loughlin als Stan in The Back-up Plan, waarin zo veel mis gaat dat een enkel Plan B niet volstaat.
Als het aan het kind lag, koos hij borstvoeding. Maar het kan voorkomen, zoals we eerder zagen, dat een kind niets te kiezen heeft en borstvoeding geen optie is. Dat is het moment dat Plan B in werking treedt. Of Plan C, D of E zelfs. En Plan B is niet automatisch een fles met kunstvoeding. Dit is meestal pas plan D, E of verder. Ook als voor kunstvoeding als vervanging van moeders melk wordt gekozen kan deze op andere manieren dan met een fles worden gegeven.
Behalve ziektes van het kind waardoor hij geen moedermelk verdraagt, of van de moeder, waardoor zij zelf of haar melk gevaar voor haar kind kunnen opleveren, zijn er ook andere redenen waarom borstvoeding geen optie is. Bijvoorbeeld de moeder waarbij door een aanlegfout geen klierweefsel is aangelegd of door een ziekte, ongeluk of operatie klierweefsel is verwijderd. Of een moeder die medicijnen nodig heeft die gevaarlijk zijn voor haar kind. WHO en Unicef hebben al dit soort omstandigheden overzichtelijk bij elkaar gezet in een publicatie (WHO, 2009). Om een werkbaar Plan B, C, D of E te kunnen maken, moeten we eerst precies weten wat de restricties zijn. De beperkingen kunnen aan de kant van de moeder of aan de kant van de baby liggen en kunnen tijdelijk of permanent zijn. Elke beperking heeft zijn eigen back-up plan. Voor sommige is speciale kunstvoeding de enig overgebleven optie, bijvoorbeeld bij kinderen die geen onbewerkte menselijke melk kunnen verdragen. De keuze die dan nog te maken is op welke manier die melk wordt gegeven: kopje, vingervoeden of een fles. Voor permanente voeding valt een kopje (plan D) eigenlijk af, omdat daarbij de zuigbehoefte niet wordt voldaan. Met de fles (plan C) en met vingervoeden (plan B) wordt wel aan de zuigbehoefte worden voldaan en met vingervoeden kan zoveel mogelijk van de intimiteit en het huidcontact van borstvoeding worden geïmiteerd. Voor kinderen voor wie de melk van hun moeder niet beschikbaar is, maar mensenmelk wel geschikt is, is donormelk de eerste optie. Die donormelk kan aan de borst worden gegeven (plan B) wanneer eigen moedermelk niet beschikbaar is door bijvoorbeeld ontbrekend klierweefsel. Wanneer moeder wel melk heeft, maar deze is (tijdelijk) niet geschikt voor haar kind, wordt de donormelk gegeven met vingervoeden, fles of kopje. Voeden met een kopje is voor kortdurend gebruik een goede optie. Als borstvoeding aan de kant van de baby moeilijk is, bijvoorbeeld door onvoldoende kracht, dan kan afgekolfde mek van zijn eigen moeder (plan B) of als zij niet genoeg heeft, donormelk (plan C) of eventueel kunstvoeding (plan D) aan de borst worden bijgegeven als baby wel aan de borst gaat. Als baby de borst niet pakt of helemaal niets doet, dan komen de eerder genoemde opties aan bod.
Als het aan het kind lag, koos ze borstvoeding. Maar als die keuze er voor het kind om een of andere reden niet is, heeft moeder altijd nog allerlei mogelijkheden om te kiezen uit diverse back-up plannen.
WHO/Unicef: Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO, Geneve, 2009. WHO/NMH/NHD/09.01. WHO/FCH/CAH/09.01
Als het aan het kind lag, koos hij borstvoeding. Maar het kan voorkomen, zoals we eerder zagen, dat een kind niets te kiezen heeft en borstvoeding geen optie is. Dat is het moment dat Plan B in werking treedt. Of Plan C, D of E zelfs. En Plan B is niet automatisch een fles met kunstvoeding. Dit is meestal pas plan D, E of verder. Ook als voor kunstvoeding als vervanging van moeders melk wordt gekozen kan deze op andere manieren dan met een fles worden gegeven.
Behalve ziektes van het kind waardoor hij geen moedermelk verdraagt, of van de moeder, waardoor zij zelf of haar melk gevaar voor haar kind kunnen opleveren, zijn er ook andere redenen waarom borstvoeding geen optie is. Bijvoorbeeld de moeder waarbij door een aanlegfout geen klierweefsel is aangelegd of door een ziekte, ongeluk of operatie klierweefsel is verwijderd. Of een moeder die medicijnen nodig heeft die gevaarlijk zijn voor haar kind. WHO en Unicef hebben al dit soort omstandigheden overzichtelijk bij elkaar gezet in een publicatie (WHO, 2009). Om een werkbaar Plan B, C, D of E te kunnen maken, moeten we eerst precies weten wat de restricties zijn. De beperkingen kunnen aan de kant van de moeder of aan de kant van de baby liggen en kunnen tijdelijk of permanent zijn. Elke beperking heeft zijn eigen back-up plan. Voor sommige is speciale kunstvoeding de enig overgebleven optie, bijvoorbeeld bij kinderen die geen onbewerkte menselijke melk kunnen verdragen. De keuze die dan nog te maken is op welke manier die melk wordt gegeven: kopje, vingervoeden of een fles. Voor permanente voeding valt een kopje (plan D) eigenlijk af, omdat daarbij de zuigbehoefte niet wordt voldaan. Met de fles (plan C) en met vingervoeden (plan B) wordt wel aan de zuigbehoefte worden voldaan en met vingervoeden kan zoveel mogelijk van de intimiteit en het huidcontact van borstvoeding worden geïmiteerd. Voor kinderen voor wie de melk van hun moeder niet beschikbaar is, maar mensenmelk wel geschikt is, is donormelk de eerste optie. Die donormelk kan aan de borst worden gegeven (plan B) wanneer eigen moedermelk niet beschikbaar is door bijvoorbeeld ontbrekend klierweefsel. Wanneer moeder wel melk heeft, maar deze is (tijdelijk) niet geschikt voor haar kind, wordt de donormelk gegeven met vingervoeden, fles of kopje. Voeden met een kopje is voor kortdurend gebruik een goede optie. Als borstvoeding aan de kant van de baby moeilijk is, bijvoorbeeld door onvoldoende kracht, dan kan afgekolfde mek van zijn eigen moeder (plan B) of als zij niet genoeg heeft, donormelk (plan C) of eventueel kunstvoeding (plan D) aan de borst worden bijgegeven als baby wel aan de borst gaat. Als baby de borst niet pakt of helemaal niets doet, dan komen de eerder genoemde opties aan bod.
Als het aan het kind lag, koos ze borstvoeding. Maar als die keuze er voor het kind om een of andere reden niet is, heeft moeder altijd nog allerlei mogelijkheden om te kiezen uit diverse back-up plannen.
WHO/Unicef: Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO, Geneve, 2009. WHO/NMH/NHD/09.01. WHO/FCH/CAH/09.01