Foto: Matt Damon als Will Hunting maakt ingewikkelde vergelijkingen in de film Good Will Hunting
Vanochtend toen ik mijn Twittertijdlijn doornam, kwamen er wat berichten voorbij over een scholingsdag van een organisatie waar ik ook deel van ben geweest en waar ik nog veel mensen ken. De geografische locatie van de genoemde persoon kennende en die combinerend met mijn eigen ervaringen met die organisatie ging ik ervan uit dat die scholingsdag op een bepaalde plaats zou zijn. Ik zag de voor mij eer bekende locatie al voor me en projecteerde daar een aantal oude bekenden in, proefde de sfeer al, zag hoe de dag zou verlopen. Toen ik ineens in een volgend bericht de plaats van de bijeenkomst genoemd zag verbrijzelde mijn beeld: het ging om een scholingsdag van een tak van de organisatie in ander land. Ik had dus in gedachten al een heel scenario geschreven op basis van een beetje informatie en veel eigen interpretatie en vooronderstellingen vanuit mijn eigen ervaringen. En op een forum las ik de klacht van een moeder over haar consultatiebureau. Volgens het CB gaf moeder haar kindje van acht maanden veel te veel borstvoeding en moest ze haastje-repje de borstvoeding afbouwen naar een keer of 2-3 en heel veel vast voedsel gaan geven. Want, aldus de CB medewerker, borstvoeding is nu niet voedzaam genoeg meer, je kind heeft echt ander eten nodig. Een andere moeder vulde aan dat zij te horen kreeg dat al dat borstvoeding geven aan haar kindje van bijna zes maanden ervoor zou zorgen dat zij er op deze manier zelf aan onderdoor zou gaan. Waar de CB medewerkers in deze gevallen om te beginnen al niet werden gehinderd door enige vorm van kennis over de fysiologie van eten en voedselbehoefte van jonge kinderen, gingen zij in hun advisering ook erg uit van hun eigen vooronderstelingen zonder het volledige plaatje van moeder en kind in zich op te nemen. Tijdens het congres Baby en Behandeling eerder deze week woonde ik een workshop bij waar we een aardige oefening deden: bij telkens een heel korte casus moesten we snel het eerste gevoel opschrijven dat bij die casus in ons opkwam. Naderhand moesten we bij elk van die casus-gevoelens aangeven of we daarbij moedergericht of babygericht hadden gereageerd. Van deze zorgverleners zou je kunnen zeggen dat zij noch moedergericht, noch kindgericht, maar zorgverlenergericht reageerden. In de zorg voor moeder en kind bij borstvoeding zijn er naast de zorgverlener zelf drie andere belangrijke aspecten of actoren in het spel: de baby, de moeder en de borstvoeding. Dat is erg ingewikkeld, want de hele advisering en begeleiding moet telkens alle drie die factoren in de vergelijking opnemen. Het is een vergelijking met vier variabelen (als je de zorgverlener zelf ook meerekent). De vaste waarden kennen we uit onderzoeken en uit raakvlakken van de lactatie: de anatomie en fysiologie van de borst, de baby en de lactatie. Maar die vaste waarden zijn niet altijd echt vast en worden door niet iedereen gelijk geïnterpreteerd. Iets wat het uitvogelen van de vergelijking nog moeilijker maakt is dat in de zorg tegenwoordig ‘’Evidence Based Practice’’ als een vaste waarde wordt neergezet, terwijl dat in werkelijkheid een vrij instabiele variabele is. Het wordt er allemaal niet makkelijker op. Wat uit het eerder genoemde congres ook al duidelijk werd: de zorg voor jonge kinderen en hun ouders kan niet worden uitgevoerd in de kookboek-modus met een stap-voor-stap geïllustreerde dit-heb-je-nodig-en-dat-moet-je-doen recept voor elke situatie. Protocollen kunnen door de aard van de variabelen nooit meer zijn dan richtlijnen die sensitief moeten worden toegepast door zelf nadenkende zorgverleners. We zijn in de zorg voor borstvoeding na de fase ‘’ik doe dit zo, want zo doet iedereen het altijd al en ik heb dit zo van mijn mentor geleerd’’, via ‘’ik doe dit zo want zo staat het in het protocol’’ beland in een stadium waarin we dingen doen op een bepaalde manier in een bepaalde situatie omdat onze ervaring en onze basiskennis gecombineerd met de uitkomsten uit onderzoek en de individuele variabelen van de participanten via logisch beredeneren aangeven dat dit waarschijnlijk een goede manier is. Wie op zoek was naar makkelijk werk haakt nu af, maar wie op zoek is naar werk dat je raakt, waarvoor je je volledige empatische en intellectuele potentieel moet gebruiken en waardoor je kan worden gefascineerd, die stapt nu juist in.
Vanochtend toen ik mijn Twittertijdlijn doornam, kwamen er wat berichten voorbij over een scholingsdag van een organisatie waar ik ook deel van ben geweest en waar ik nog veel mensen ken. De geografische locatie van de genoemde persoon kennende en die combinerend met mijn eigen ervaringen met die organisatie ging ik ervan uit dat die scholingsdag op een bepaalde plaats zou zijn. Ik zag de voor mij eer bekende locatie al voor me en projecteerde daar een aantal oude bekenden in, proefde de sfeer al, zag hoe de dag zou verlopen. Toen ik ineens in een volgend bericht de plaats van de bijeenkomst genoemd zag verbrijzelde mijn beeld: het ging om een scholingsdag van een tak van de organisatie in ander land. Ik had dus in gedachten al een heel scenario geschreven op basis van een beetje informatie en veel eigen interpretatie en vooronderstellingen vanuit mijn eigen ervaringen. En op een forum las ik de klacht van een moeder over haar consultatiebureau. Volgens het CB gaf moeder haar kindje van acht maanden veel te veel borstvoeding en moest ze haastje-repje de borstvoeding afbouwen naar een keer of 2-3 en heel veel vast voedsel gaan geven. Want, aldus de CB medewerker, borstvoeding is nu niet voedzaam genoeg meer, je kind heeft echt ander eten nodig. Een andere moeder vulde aan dat zij te horen kreeg dat al dat borstvoeding geven aan haar kindje van bijna zes maanden ervoor zou zorgen dat zij er op deze manier zelf aan onderdoor zou gaan. Waar de CB medewerkers in deze gevallen om te beginnen al niet werden gehinderd door enige vorm van kennis over de fysiologie van eten en voedselbehoefte van jonge kinderen, gingen zij in hun advisering ook erg uit van hun eigen vooronderstelingen zonder het volledige plaatje van moeder en kind in zich op te nemen. Tijdens het congres Baby en Behandeling eerder deze week woonde ik een workshop bij waar we een aardige oefening deden: bij telkens een heel korte casus moesten we snel het eerste gevoel opschrijven dat bij die casus in ons opkwam. Naderhand moesten we bij elk van die casus-gevoelens aangeven of we daarbij moedergericht of babygericht hadden gereageerd. Van deze zorgverleners zou je kunnen zeggen dat zij noch moedergericht, noch kindgericht, maar zorgverlenergericht reageerden. In de zorg voor moeder en kind bij borstvoeding zijn er naast de zorgverlener zelf drie andere belangrijke aspecten of actoren in het spel: de baby, de moeder en de borstvoeding. Dat is erg ingewikkeld, want de hele advisering en begeleiding moet telkens alle drie die factoren in de vergelijking opnemen. Het is een vergelijking met vier variabelen (als je de zorgverlener zelf ook meerekent). De vaste waarden kennen we uit onderzoeken en uit raakvlakken van de lactatie: de anatomie en fysiologie van de borst, de baby en de lactatie. Maar die vaste waarden zijn niet altijd echt vast en worden door niet iedereen gelijk geïnterpreteerd. Iets wat het uitvogelen van de vergelijking nog moeilijker maakt is dat in de zorg tegenwoordig ‘’Evidence Based Practice’’ als een vaste waarde wordt neergezet, terwijl dat in werkelijkheid een vrij instabiele variabele is. Het wordt er allemaal niet makkelijker op. Wat uit het eerder genoemde congres ook al duidelijk werd: de zorg voor jonge kinderen en hun ouders kan niet worden uitgevoerd in de kookboek-modus met een stap-voor-stap geïllustreerde dit-heb-je-nodig-en-dat-moet-je-doen recept voor elke situatie. Protocollen kunnen door de aard van de variabelen nooit meer zijn dan richtlijnen die sensitief moeten worden toegepast door zelf nadenkende zorgverleners. We zijn in de zorg voor borstvoeding na de fase ‘’ik doe dit zo, want zo doet iedereen het altijd al en ik heb dit zo van mijn mentor geleerd’’, via ‘’ik doe dit zo want zo staat het in het protocol’’ beland in een stadium waarin we dingen doen op een bepaalde manier in een bepaalde situatie omdat onze ervaring en onze basiskennis gecombineerd met de uitkomsten uit onderzoek en de individuele variabelen van de participanten via logisch beredeneren aangeven dat dit waarschijnlijk een goede manier is. Wie op zoek was naar makkelijk werk haakt nu af, maar wie op zoek is naar werk dat je raakt, waarvoor je je volledige empatische en intellectuele potentieel moet gebruiken en waardoor je kan worden gefascineerd, die stapt nu juist in.