Foto: Volturi, wachtend op een kans op prooi. (Volturi is de naam voor de regerende vampieren in The Twilight Saga, een naam die sterke overeenkomst vertoont met volture, de familienaam van gieren, aasetende vogels met een slechte naam.
Zowel Creationisten als Evolutionisten erkennen dat elk organisme een doel en betekenis heeft, ook als wij dat doel of die betekenis (nog) niet kennen of zien of zelfs als wij van dat organisme een afkeer hebben. Bacteriën, virussen en schimmels worden meestal met grote argwaan bekeken, maar we kunnen niet anders dan erkennen dat zonder deze organismen onze darmen niet goed konden functioneren. We zijn ook selectief in onze waardering van overlevingstactieken van planten: de zoete geur en wervende kleur van bloemen die insecten trekken om voor hun voortplanting te zorgen, worden bejubeld in woord en beeld; planten die hetzelfde doen om aan voedsel te komen worden minder welwillend bekeken. Nog vreemder wordt het wanneer we de voedselvoorzieningstechnieken van dieren met elkaar vergelijken. Planteneters vinden we mooi, maar lichtelijk saai. Vleeseters trekken volle bewondering voor hun kracht, uithoudingsvermogen, zintuigscherpte en precisie wanneer ze roofdier zijn. De leeuw en de adelaar worden bewonderd op een manier die soms op aanbidding lijkt, die zo ver gaat, dat zij het schild en wapen van naties sieren (denk aan de Nederlandse en Vlaamse leeuwen en de adelaars van Duitsland en de VS). Schril steekt hierbij af de negatieve waardering voor vleeseters die hun prooi niet zelf doden, maar leven van de overgebleven prooi van anderen en van dieren die een natuurlijke dood stierven. Hyena’s en aasgieren worden met afschuw bekeken en het belangrijke werk dat zij doen om de verspreiding van ziekte te voorkomen wordt maar met moeite erkend. Aasgieren zijn in taal en beleving de personificatie van graaizucht en zelfverrijking. Opvallend is dat gieren zeer nauw verwant zijn aan de adelaar, die juist zeer positief wordt gewaardeerd.
In de beeldvorming die leidt tot het gebruik van het woord aasgier als niet erg complimenteuze benaming voor een soort mensen speelt waarschijnlijk de manier van voedselvoorziening van gieren mee: ze speuren, achtervolgen en besluipen niet, ze zitten, met een onschuldig en wellicht eerbiedwaardig uiterlijk, op een hoge uitkijkplaats of cirkelen luie rondjes in de lucht tot ze een interessant maal zien opdoemen. Ze laten anderen het werk voor ze doen: ouderdom of ziekte die prooien zwak en kwetsbaar maken of andere roofdieren die het voorwerk doen door de prooi te vangen, doden en aansnijden. Grote producenten van overwegend nodeloze producten hebben die kunst goed afgekeken. Zij meten zich een onschuldig (‘’ik ben immers ook maar een koopman die het brood moet verdienen voor vrouw en kind’’) en respectabel (‘’ik heb erg veel geïnvesteerd in onderzoek en veiligheid en heb het welzijn van mijn potentiele klanten als hoogste prioriteit op mijn agenda staan’’) uiterlijk aan. Ze laten het aan anderen over de prooi te vangen en voorbewerken (bijvoorbeeld zorgverleners die verblind zijn door de sprankelende verkoopverhalen van de producenten) en grijpen toe op het moment dat de rooi op zijn zwakst is. En in tegenstelling tot echte aasgieren die een waarschuwing zijn voor mogelijke prooien dat er gevaar in de omgeving is, kunnen deze menselijke aasgieren ervoor zorgen dat zij worden gezien als de majestueuze en alom bewonderde adelaar met beschermer allures. En hoe hard de volture je ook probeert ervan te overtuigen dat je hem volledig kunt vertrouwen en dat hij eigenlijk een beschermende en nobele adelaar is, vertrouw hem toch maar niet.
Zowel Creationisten als Evolutionisten erkennen dat elk organisme een doel en betekenis heeft, ook als wij dat doel of die betekenis (nog) niet kennen of zien of zelfs als wij van dat organisme een afkeer hebben. Bacteriën, virussen en schimmels worden meestal met grote argwaan bekeken, maar we kunnen niet anders dan erkennen dat zonder deze organismen onze darmen niet goed konden functioneren. We zijn ook selectief in onze waardering van overlevingstactieken van planten: de zoete geur en wervende kleur van bloemen die insecten trekken om voor hun voortplanting te zorgen, worden bejubeld in woord en beeld; planten die hetzelfde doen om aan voedsel te komen worden minder welwillend bekeken. Nog vreemder wordt het wanneer we de voedselvoorzieningstechnieken van dieren met elkaar vergelijken. Planteneters vinden we mooi, maar lichtelijk saai. Vleeseters trekken volle bewondering voor hun kracht, uithoudingsvermogen, zintuigscherpte en precisie wanneer ze roofdier zijn. De leeuw en de adelaar worden bewonderd op een manier die soms op aanbidding lijkt, die zo ver gaat, dat zij het schild en wapen van naties sieren (denk aan de Nederlandse en Vlaamse leeuwen en de adelaars van Duitsland en de VS). Schril steekt hierbij af de negatieve waardering voor vleeseters die hun prooi niet zelf doden, maar leven van de overgebleven prooi van anderen en van dieren die een natuurlijke dood stierven. Hyena’s en aasgieren worden met afschuw bekeken en het belangrijke werk dat zij doen om de verspreiding van ziekte te voorkomen wordt maar met moeite erkend. Aasgieren zijn in taal en beleving de personificatie van graaizucht en zelfverrijking. Opvallend is dat gieren zeer nauw verwant zijn aan de adelaar, die juist zeer positief wordt gewaardeerd.
In de beeldvorming die leidt tot het gebruik van het woord aasgier als niet erg complimenteuze benaming voor een soort mensen speelt waarschijnlijk de manier van voedselvoorziening van gieren mee: ze speuren, achtervolgen en besluipen niet, ze zitten, met een onschuldig en wellicht eerbiedwaardig uiterlijk, op een hoge uitkijkplaats of cirkelen luie rondjes in de lucht tot ze een interessant maal zien opdoemen. Ze laten anderen het werk voor ze doen: ouderdom of ziekte die prooien zwak en kwetsbaar maken of andere roofdieren die het voorwerk doen door de prooi te vangen, doden en aansnijden. Grote producenten van overwegend nodeloze producten hebben die kunst goed afgekeken. Zij meten zich een onschuldig (‘’ik ben immers ook maar een koopman die het brood moet verdienen voor vrouw en kind’’) en respectabel (‘’ik heb erg veel geïnvesteerd in onderzoek en veiligheid en heb het welzijn van mijn potentiele klanten als hoogste prioriteit op mijn agenda staan’’) uiterlijk aan. Ze laten het aan anderen over de prooi te vangen en voorbewerken (bijvoorbeeld zorgverleners die verblind zijn door de sprankelende verkoopverhalen van de producenten) en grijpen toe op het moment dat de rooi op zijn zwakst is. En in tegenstelling tot echte aasgieren die een waarschuwing zijn voor mogelijke prooien dat er gevaar in de omgeving is, kunnen deze menselijke aasgieren ervoor zorgen dat zij worden gezien als de majestueuze en alom bewonderde adelaar met beschermer allures. En hoe hard de volture je ook probeert ervan te overtuigen dat je hem volledig kunt vertrouwen en dat hij eigenlijk een beschermende en nobele adelaar is, vertrouw hem toch maar niet.