Afbeelding: ‘’De Piskijker’’, Jan Steen, ca. 1663-1665
Kun je nu wel of niet aan het aantal plasluiers zien of een baby genoeg voeding krijgt?’’ vraagt de ene collega. ‘’Nee, alleen als een kind vaak poept weet je zeker dat het goed gaat’’ komt de ander. ‘’Nou, het blijkt dat ook volop poepende baby’s wel eens minder goed kunnend draaien dan je denkt.’’ doet de derde een duit in het zakje. Sinds jaar en dag wordt verwezen naar de output van de baby om een inschatting te maken van zijn input. Volgens de richtlijnen ‘’gaat het goed met een baby als hij op zijn geboorte dag 1 natte luier heeft, de volgende dag 2 en de derde dag 3 en daarna minimaal 6 natte luiers per dag heeft en de plasjes nagenoeg kleurloos zijn en hij vanaf dag 3 meermaals per dag borstvoeding ontlasting heeft’’(van Veldhuizen-Staas, 2009). En natuurlijk klopt het dat er niets uit kan komen als er niet eerst iets in is gegaan. Maar plassen betekent alleen dat een kind voldoende vocht in zijn systeem heeft om zijn nieren te laten werken en urine te produceren. En na een gemedicaliseerde baring kan het heel goed zijn dat dat vocht in de eerste 2-3 dagen niet erin is gekomen met voeding, maar via de bloedbaan van zijn moeder voor de geboorte. En natuurlijk worden we erg nerveus als een pasgeboren baby dagenlang geen vuile luier maakt. Maar ook kinderen die braaf een paar keer per etmaal een luier vies maken kunnen problemen hebben. Kinderen, met name de snel groeiende en zich ontwikkelende baby’s, zijn veel te complex om met een enkel stel parameters te kunnen worden beoordeeld. Daarvoor is een minstens even complexe set van parameters, factoren en aspecten nodig. De belangrijkste factor om te beschouwen is het kind zelf. Beschouwen met de ogen, de oren en de neus. De beschouwingen overwegen met hoofd en hart. Daarbij niet over het kind en over het kind heen praten, maar met het kind zelf communiceren. Als ondersteuning van deze beschouwingen kan het kind de maat genomen worden: inderdaad de plas- en poepluiers, niet alleen aantallen, maar ook de kwaliteit ervan. Maar ook lichamelijke groei in lengte en gewicht en ontwikkeling binnen normale waarden vertellen hun deel van het verhaal. Een kind dat er gezond uitziet en zich gezond gedraagt is waarschijnlijk gezond, ook als de genomen maten niet kloppen met de vastgestelde norm. Een kind dat alle maten binnen de getelde normen heeft, maar niet gezond oogt en zich niet gezond gedraagt, daarmee is toch wat mis. Om er achter te komen wat dat iets is, zullen we meer onderzoek moeten doen dan alleen piskijken.
Veldhuizen-Staas, CGA van: Borstvoeding Basis, Eurolac.net, 2009
Kun je nu wel of niet aan het aantal plasluiers zien of een baby genoeg voeding krijgt?’’ vraagt de ene collega. ‘’Nee, alleen als een kind vaak poept weet je zeker dat het goed gaat’’ komt de ander. ‘’Nou, het blijkt dat ook volop poepende baby’s wel eens minder goed kunnend draaien dan je denkt.’’ doet de derde een duit in het zakje. Sinds jaar en dag wordt verwezen naar de output van de baby om een inschatting te maken van zijn input. Volgens de richtlijnen ‘’gaat het goed met een baby als hij op zijn geboorte dag 1 natte luier heeft, de volgende dag 2 en de derde dag 3 en daarna minimaal 6 natte luiers per dag heeft en de plasjes nagenoeg kleurloos zijn en hij vanaf dag 3 meermaals per dag borstvoeding ontlasting heeft’’(van Veldhuizen-Staas, 2009). En natuurlijk klopt het dat er niets uit kan komen als er niet eerst iets in is gegaan. Maar plassen betekent alleen dat een kind voldoende vocht in zijn systeem heeft om zijn nieren te laten werken en urine te produceren. En na een gemedicaliseerde baring kan het heel goed zijn dat dat vocht in de eerste 2-3 dagen niet erin is gekomen met voeding, maar via de bloedbaan van zijn moeder voor de geboorte. En natuurlijk worden we erg nerveus als een pasgeboren baby dagenlang geen vuile luier maakt. Maar ook kinderen die braaf een paar keer per etmaal een luier vies maken kunnen problemen hebben. Kinderen, met name de snel groeiende en zich ontwikkelende baby’s, zijn veel te complex om met een enkel stel parameters te kunnen worden beoordeeld. Daarvoor is een minstens even complexe set van parameters, factoren en aspecten nodig. De belangrijkste factor om te beschouwen is het kind zelf. Beschouwen met de ogen, de oren en de neus. De beschouwingen overwegen met hoofd en hart. Daarbij niet over het kind en over het kind heen praten, maar met het kind zelf communiceren. Als ondersteuning van deze beschouwingen kan het kind de maat genomen worden: inderdaad de plas- en poepluiers, niet alleen aantallen, maar ook de kwaliteit ervan. Maar ook lichamelijke groei in lengte en gewicht en ontwikkeling binnen normale waarden vertellen hun deel van het verhaal. Een kind dat er gezond uitziet en zich gezond gedraagt is waarschijnlijk gezond, ook als de genomen maten niet kloppen met de vastgestelde norm. Een kind dat alle maten binnen de getelde normen heeft, maar niet gezond oogt en zich niet gezond gedraagt, daarmee is toch wat mis. Om er achter te komen wat dat iets is, zullen we meer onderzoek moeten doen dan alleen piskijken.
Veldhuizen-Staas, CGA van: Borstvoeding Basis, Eurolac.net, 2009
Overfield ML, Ryan CA, Spangler A, Tully MR (Revision Taskforce): Clinical Guidelines for the Establishment of Exclusive Breastfeeding. ILCA, 2005.