De Wereld Borstvoeding Week wordt in grote delen van de wereld deze week gevierd: de eerste week van Augustus. In andere delen zoals Nederland heeft men gekozen voor week 40. De WHO besteedt deze week aandacht aan borstvoeding door het publiceren vaan lijstje van 10 feiten over borstvoeding. In de komende 10 dagen zal ik deze feiten een voor een als thema voor een stukje nemen. Ik begin met het thema van deze Wereld Borstvoeding Week in combinatie met punt 1: De aanbeveling om exclusief borstvoeding te geven tot 6 maanden en daarna borstvoeding tot de tweede verjaardag of langer; vanaf het geboorte-uur, op verzoek, zonder restricties in aantal, duur of tijdstip en zo mogelijk zonder substituten.
Het thema van dit jaar gaat over communicatie, delen en ervaren.
Het thema van dit jaar gaat over communicatie, delen en ervaren.
Communicatie over borstvoeding is een hot item. De zaterdagse Trouw kwam met een artikel met de strekking dat die communicatie fout is: te veel pushen en te weinig belichten van de negatieve kanten. Er is geen compassie met moeders die geen borstvoeding willen of kunnen geven (en al helemaal niet volgens de aanbevelingen van de WHO), is de strekking van het betoog van de filosofe die dit keer van stal is gehaald om haar mening te ventileren. Punt met filosofen is dat ze goed kunnen filosoferen, maar opmerkelijk weinig verstand kunnen hebben van de zaken waarover ze filosoferen. Dan krijg je dus dit soort mooie redeneringen die in feite nergens op slaan. Borstvoeding gaat namelijk niet over moeders en wat zij leuk vinden of willen of (denken te) kunnen, maar over kinderen en hun rechten, gezondheid en welzijn. Volgens de Universele Rechten van het Kind heeft elk kind recht op goede voeding, verzorging en gezondheid. Borstvoeding zorgt daarvoor. Ouders worden gepusht en strikt geadviseerd om de meest uiteenlopende dingen wel of juist niet te doen (om te voldoen aan die kinderrechten), vaak nog veel dwingender gesteld dan de borstvoeding adviezen, maar daartegen wordt nooit het schuldgevoel argument ingezet. Maar als het over borstvoeding gaat is het plotseling een persoonlijke keuze die niet mag worden opgedrongen. Het al dan niet toepassen van al die adviezen en richtlijnen en voorschriften aangaande hun kinderen waarmee ouders worden gebombardeerd is evengoed hun eigen keuze (zolang het niet wettelijk bepaald is dat het moet, zoals je onthouden van lichamelijk geweld). Een belangrijk aspect bij de schuldgevoel discussie is waarschijnlijk dat als mensen keuzes gemaakt hebben of het gevoel hebben die te hebben moeten maken, waarbij ze zich om enige reden niet plezierig voelen, ze iemand anders de schuld willen geven (in dit geval de borstvoeding promotoren). Het is hetzelfde soort ''inconvenient truth'' als de voorlichting over roken en drinken in de zwangerschap. Wie voor haar ongeboren kind gezondheidsrisico's laag wil houden onthoudt zich van roken, alcohol en drugs. Daar heeft schuldgevoel, voor degenen die dat moeilijk vinden, niets mee te maken. Borstvoeding promotie praat vrouwen geen schuldgevoel aan (dat doen ze zelf met hulp van lui zoals de schrijfster in Trouw en de leveranciers van de substituten). Wie een weloverwogen keuze maakt en daar achter staat voelt zich niet schuldig (ook als die keuze niet in lijn is met de adviezen). Een schuldgevoel kun je alleen hebben als je een keuze hebt gemaakt waarvan je weet dat die niet goed is. Heidi Akkers verwoordt het non-argument van niet kunnen of willen scherp in haar column: "Wil of kan je niet koken? Stop dan maar: met afhaal word je kindje ook wel groot." (Akkers, 2011) En voor de vrouwen voor wie het echt niet lukt, die het echt niet kunnen? Daar zijn oplossingen voor te zoeken zonder schuldgevoel, net als bij alle andere normale lichamelijke functies die het bij sommige mensen nu eenmaal niet doen: steunzolen, krukken, braille, lenzen, hoorapparaat, kolf, donormelk.