Foto: Tamara Taylor probeert als Teacher het negatieve heel liefjes een positieve draai te geven in Serenity (2005)
Nog tijdens de naschokken van de discussie waar Charme naar verwees, begon een artikel uit het journal van de Amerikaanse vereniging voor gynaecologie en obstetrie (Struebe, 2009) over het internet te circuleren. Het is een van de zeer zeldzame medisch-wetenschappelijke artikelen die niet alleen in de tekst, maar zelfs in de titel ingaat op de risico’s van het onthouden van borstvoeding voor moeder en kind. Twee items: borstvoeding als norm en daarmee geen-borstvoeding als riscofactor, en de aspecten van wel of niet lacteren voor de vrouw. Meestal wordt borstvoeding neergezet als iets overdreven positiefs, waarmee een moeder, zichzelf opofferend, haar kind een bonus geeft. Dit artikel geeft heel duidelijk aan dat moeders die ervoor kiezen geen borstvoeding te geven niet alleen hun kind te kort doen, maar ook zichzelf. Niks geen opgeoffer, gewoon lief zijn voor jezelf. Een mooi aspect daarvan is, dat als het misgaat, doordat je niet de juiste hulp en informatie kreeg, je geen schuldgevoel hoeft te hebben. Je mag gewoon lekker kwaad zijn. Want die luitjes die voor jou en je kind en de borstvoeding hadden moeten zorgen hebben de kantjes eraf gelopen. Nu hoeft niemand zich om te beginnen schuldig te voelen over mislukte projecten, maar ja dat doen moeders nu eenmaal vanzelf.
De conclusie van het artikel voor gynaecologen on obstretici is duidelijk en onomwonden: ‘’Kunstvoeding is geassocieerd met negatieve gezondheidsresultaten voor zowel moeder als kind, variërend van morbiditeit door infecties tot chronische ziekten. Gebaseerd op het overtuigende bewijs voor verschillen in gezondheidsuitkomsten moet borstvoeding worden erkend als de biologische norm voor zuigelingenvoeding. Medische counseling en de dagelijkse gang van zaken in de praktijk en het ziekenhuis zouden moeten worden gesynchroniseerd om te verzekeren dat de borstvoedende moeder-kind-dyade de beste kansen heeft voor een lange, succesvolle borstvoedingservaring.’’ Dit is een niet mis te verstaan, wetenschappelijk gebaseerd standpunt. De gynaecologische praktijk (en ook de verloskundige praktijk) zou in het centrum van borstvoeding promotie, voorbereiding en begeleiding moeten staan, er de drijvende kracht achter moeten zijn.
In de zorgwereld gaat men uit van een neutrale houding ten aanzien van de keuze van zuigelingenvoeding. Daarbij komt vaak een excuus over de keuzevrijheid van ouders en respecteren van keuzes. Die neutrale houding en dat respect gaan volledig voorbij aan wat de medische en biologische voorkeur zou zijn. Dat is vreemd en je ziet dat dan ook in vrijwel geen enkele andere medische situatie optreden. Natuurlijk is de cliënt uiteindelijk degene die kiest en verantwoordelijk is, maar over het algemeen zijn zorgverleners en met name artsen niet zo terughoudend in het benadrukken van wat zij de keuze van voorkeur vinden. En terecht.
Nog tijdens de naschokken van de discussie waar Charme naar verwees, begon een artikel uit het journal van de Amerikaanse vereniging voor gynaecologie en obstetrie (Struebe, 2009) over het internet te circuleren. Het is een van de zeer zeldzame medisch-wetenschappelijke artikelen die niet alleen in de tekst, maar zelfs in de titel ingaat op de risico’s van het onthouden van borstvoeding voor moeder en kind. Twee items: borstvoeding als norm en daarmee geen-borstvoeding als riscofactor, en de aspecten van wel of niet lacteren voor de vrouw. Meestal wordt borstvoeding neergezet als iets overdreven positiefs, waarmee een moeder, zichzelf opofferend, haar kind een bonus geeft. Dit artikel geeft heel duidelijk aan dat moeders die ervoor kiezen geen borstvoeding te geven niet alleen hun kind te kort doen, maar ook zichzelf. Niks geen opgeoffer, gewoon lief zijn voor jezelf. Een mooi aspect daarvan is, dat als het misgaat, doordat je niet de juiste hulp en informatie kreeg, je geen schuldgevoel hoeft te hebben. Je mag gewoon lekker kwaad zijn. Want die luitjes die voor jou en je kind en de borstvoeding hadden moeten zorgen hebben de kantjes eraf gelopen. Nu hoeft niemand zich om te beginnen schuldig te voelen over mislukte projecten, maar ja dat doen moeders nu eenmaal vanzelf.
De conclusie van het artikel voor gynaecologen on obstretici is duidelijk en onomwonden: ‘’Kunstvoeding is geassocieerd met negatieve gezondheidsresultaten voor zowel moeder als kind, variërend van morbiditeit door infecties tot chronische ziekten. Gebaseerd op het overtuigende bewijs voor verschillen in gezondheidsuitkomsten moet borstvoeding worden erkend als de biologische norm voor zuigelingenvoeding. Medische counseling en de dagelijkse gang van zaken in de praktijk en het ziekenhuis zouden moeten worden gesynchroniseerd om te verzekeren dat de borstvoedende moeder-kind-dyade de beste kansen heeft voor een lange, succesvolle borstvoedingservaring.’’ Dit is een niet mis te verstaan, wetenschappelijk gebaseerd standpunt. De gynaecologische praktijk (en ook de verloskundige praktijk) zou in het centrum van borstvoeding promotie, voorbereiding en begeleiding moeten staan, er de drijvende kracht achter moeten zijn.
In de zorgwereld gaat men uit van een neutrale houding ten aanzien van de keuze van zuigelingenvoeding. Daarbij komt vaak een excuus over de keuzevrijheid van ouders en respecteren van keuzes. Die neutrale houding en dat respect gaan volledig voorbij aan wat de medische en biologische voorkeur zou zijn. Dat is vreemd en je ziet dat dan ook in vrijwel geen enkele andere medische situatie optreden. Natuurlijk is de cliënt uiteindelijk degene die kiest en verantwoordelijk is, maar over het algemeen zijn zorgverleners en met name artsen niet zo terughoudend in het benadrukken van wat zij de keuze van voorkeur vinden. En terecht.
Het is een van de plichten van een arts om voor zijn patiënten de best mogelijke zorg te adviseren, voor zover mogelijk op wetenschappelijk bewijs gebaseerd. In de voorlichting die een arts geeft om zijn patiënten te helpen bij het maken van een gefundeerde keuze horen de opties en de consequenties van die opties te worden besproken. Net zo goed als de bijwerkingen van aanbevolen procedures of medicijnen moeten worden besproken, moet dat ook gebeuren bij de opties voor zuigelingenvoeding.
Zoals onder andere het artikel van Stuebe duidelijk maakt zijn de bijwerkingen van kunstvoeding niet gering en hebben ze betrekking op twee mensen tegelijk, de moeder en haar kind.
Patiënten wijzen op de negatieve consequenties is positief en proactief gedrag van een arts. Neutraal blijven en de consequenties van keuzes verdoezelen of negeren is daarentegen negatief gedrag wanneer gemeten in relatie tot de gezondheid en het welzijn van de patiënt. Om positief te blijven moet de arts echter ook het tweede deel van de aanbeveling ter harte nemen en niet blijven steken promotie. De zorg moet zodanig zijn ingericht en vormgegeven dat moeders ook die positieve keuze kunnen maken en waarmaken. Dus niet alleen informatie dat borstvoeding de voeding van eerste keuze is, maar vooral ook informatie over en begeleiding bij het ten uitvoer brengen ervan. Daarvoor zal eerst de kennis over de menselijke lactatie en de begeleiding bij borstvoeding van de gemiddelde arts een heel stuk beter moeten worden. En de invloed van en beïnvloeding door de kunstvoedingsindustrie worden geminimaliseerd (net als die van de medicijnenindustrie).
Stuebe A: The Risks of Not Breastfeeding for Mothers and Infants. Rev Obstet Gynecol. 2009 Fall; 2(4): 222–231. PMCID: PMC2812877
Zoals onder andere het artikel van Stuebe duidelijk maakt zijn de bijwerkingen van kunstvoeding niet gering en hebben ze betrekking op twee mensen tegelijk, de moeder en haar kind.
Patiënten wijzen op de negatieve consequenties is positief en proactief gedrag van een arts. Neutraal blijven en de consequenties van keuzes verdoezelen of negeren is daarentegen negatief gedrag wanneer gemeten in relatie tot de gezondheid en het welzijn van de patiënt. Om positief te blijven moet de arts echter ook het tweede deel van de aanbeveling ter harte nemen en niet blijven steken promotie. De zorg moet zodanig zijn ingericht en vormgegeven dat moeders ook die positieve keuze kunnen maken en waarmaken. Dus niet alleen informatie dat borstvoeding de voeding van eerste keuze is, maar vooral ook informatie over en begeleiding bij het ten uitvoer brengen ervan. Daarvoor zal eerst de kennis over de menselijke lactatie en de begeleiding bij borstvoeding van de gemiddelde arts een heel stuk beter moeten worden. En de invloed van en beïnvloeding door de kunstvoedingsindustrie worden geminimaliseerd (net als die van de medicijnenindustrie).
Stuebe A: The Risks of Not Breastfeeding for Mothers and Infants. Rev Obstet Gynecol. 2009 Fall; 2(4): 222–231. PMCID: PMC2812877