Foto: Stephen Moyer als Brutus en Richard Gere als Paul Shepherdson in The Double
Een oproep voor blog-entry titels leverde de volgende voorstellen op: meanderen, historie, hysterie, normvervaging, nipplegate en Dubbel D. Intrigerende titels, waarvan deze keer de Dubbel D aan de beurt is.
De inzender van de titel Dubbel D had daarbij zelf waarschijnlijk een stukje over borstvoeding met een groter dan de middelmaat boezem in gedachten. Dubbel D is een vreemde behamaat; het is, behalve AA (wat kleiner dan de kleinste is, dus eerder gehalveerd dan verdubbeld), de enige verdubbelde maat. Er voor komen A, B, C en D en na DD gaat het verder met F, G, H, I, … . Voeden met een ruime boezem kan een uitdaging zijn, omdat je als moeder moeite kunt hebben om goed te zien wat je aan het doen bent. Er circuleren allerlei adviezen voor meer of minder ingewikkelde constructies met borstenkussentjes en borstendraagdoekjes, maar dat schiet allemaal niet erg op. Het is een hoop gedoe elke keer om je zodanig te installeren dat je enigszins comfortabel kunt voeden. Veel logischer is het om eerst zelf gemakkelijk te gaan zitten of liggen of bankhangen, dan te kijken waar de borsten en de tepels ongeveer zijn en welke kant ze op wijzen en dan de baby daar en zo neerleggen dat hij er zonder acrobatische toeren uit te halen bij kan. Baby legt zichzelf aan en moeder voelt of het goed zit, als ze het niet kan zien. Over borstenmaten zal ik een andere keer verder uitweiden.
Dubbel D kan natuurlijk nog allerlei andere betekenissen hebben. Ik kreeg zelf direct een associatie met Dubbel Diabetes. En met Dubbel Doen. En ook met Double Dutch, wat niet extra-Nederlands betekent maar ‘onzintaal uitslaan’, dubbeldwaas zeg maar. De diabetes link, en daarmee de andere associaties, werd aangeprikt door een artikel over onderzoek naar prenataal kolven door zwangeren met diabetes (Soltani&Scott, 2012). In deze retrospectieve studie werd gekeken naar het prenataal afkolf gedrag van zwangeren met diabetes 1, 2 of 3 en de uitkomsten op zwangerschapsduur en gezondheid van het resulterende kind. Er werd een verband gevonden tussen prenataal kolven en een iets kortere zwangerschapsduur (net iets te vroeg versus net binnen de ondergrens van normaal) en een iets hogere incidentie van opname op een special care afdeling voor pasgeborenen.
Oppervlakkig gezien lijkt dit het einde van het advies om al voor het kindje geboren is colostrum te verzamelen om bijvoeden met kunstvoeding te voorkomen. Maar wie even verder kijkt zal gelijk zien dat een verband geen oorzakelijk verband hoeft te zijn. Of misschien is het oorzakelijk verband omgekeerd en is het grotere risico juist de reden geweest dat sommige vrouwen gingen afkolven en anderen niet. Pas als je zoiets van te voren opzet en vrouwen (zowel diabetica als niet-diabetica) willekeurig indeelt in groepen die wel of niet kolven, kun je iets zinnigs uit de uitkomsten opmaken. Maar wat mij eigenlijk meer prikkelt is de onderzoeksvraag en dan vooral de daarbij horende vooronderstelling. De vooronderstelling is dat baby’s van zwangeren met diabetes van welk type ook standaard bijvoeding nodig hebben. Het idee is dat, omdat de baby tijdens de zwangerschap grote hoeveelheden glucose heeft gekregen, hij suikertekorten zal krijgen na de geboorte als hij het met enkel colostrumvoedingen aan de borst moet doen. Deze vooronderstelling rammelt aan alle kanten.
Een kind dat net werd geboren verkeerd in een transitiefase. Zijn volledige systeem moet omgebouwd worden van een intra-uterien waterwezen bestaan naar een zelfstandig functionerend bestaan buiten het moederlichaam. Zijn ademhaling moet worden opgestart, zijn bloedsomloop omgekeerd, zijn spijsvertering en temperatuurregulatie opgestart, zijn suikerhuishouding ingesteld. Dit is een gigantische operatie, minder spectaculair om te zien dan de geboorte, maar zeker niet minder spectaculair in prestatie. Gelukkig wordt de baby geleverd met noodsystemen om deze transitieperiode goed te doorstaan. Het lichaam van zijn moeder is een belangrijk onderdeel van het noodsysteem, dat de baby voorziet van warmte, voedsel en veiligheid. Een ander noodsysteem is een tijdelijke andere bron van energie: ketonen. Wanneer een volwassen mens overgaat op ketonen voor energie is er iets niet goed, voor een pasgeboren baby is het de goed werkende noodaggregaat die gebruikt wordt om de tijd te overbruggen tot zijn glucose huishouding op gang komt.
Zolang de baby nog in zijn moeder woont heeft hij geen insuline nodig om suiker te verteren, hij lift mee op de vertering van zijn moeder. Insuline wordt tijdens het voorgeboortelijk bestaan dan ook voornamelijk als groeihormoon gebruikt. Direct na de geboorte begint de ombouw van dat systeem en wordt insuline ingeroosterd voor de suikervertering. Tijdens dat omzettingsproces worden zijn hersenen van brandstof voorzien door ketonen. Dit houdt in dat bij elke pasgeboren baby de suikerspiegels heel erg laag zijn. Baby’s van diabetische moeders, moeders met zwangerschapssuiker en andere moeders: allemaal lage tot zeer lage bloedglucose waarden. en dat hoort zo, dat is volkomen normaal en gezond.
Dat hele dubbele gedoe met bijvoeding voor baby’s, puur op basis van het feit dat hun moeder diabetica is, of omdat de baby een hoog geboortegewicht heeft, is dus dubbel dom. Zeker bijvoeden met kunstvoeding is Dubbel Dom, want kunstvoeding en vooral kunstvoeding bovenop borstvoeding is een majeure risicofactor bij het ontregelen van de insulinewerking en daarmee een van de belangrijke factoren bij het ontstaan van diabetes op steeds jongere leeftijd. Dom ook, omdat onderzoek van meer dan een Dubbel Decennium gelden al aantoonde dat kinderen die a-symptomatisch zijn niet routinematig voor bloedglucose hoeven te worden geprikt en al helemaal geen routinematige bijvoeding nodig hebben. Drie Dubbel en Dwars Dom is het om die bijvoeding, als je die al geeft, in wijd uiteen liggende grote porties te geven die de insuline als in een achtbaan laten rondracen.
Je moet natuurlijk ook niet het noodlot tarten en het kind zodanig behandelen dat het wel een energie tekort moet krijgen: bij zijn moeder vandaan halen, maar af en toe eten geven, alleen laten en in de stress laten schieten. Dat zijn namelijk allemaal energievreters en daar kan de ketonen-cateraar niet tegenop. Kinderen die bij hun moeder blijven, in direct lichaamscontact, zo mogelijk met voornamelijk direct huidcontact, die om de haverklap en dan nog eens een slokje colostrum kunnen nemen als ze er toch naast liggen, die niet zichzelf zes slagen in de rondte hoeven te stressen omdat ze alleen zijn en die geen energie misbruiken om zichzelf warm proberen te houden, die kindjes hebben maar weinig extra energie nodig. En dat beetje energie wordt geleverd door de ketonen, in afwachting van het op gang komen van zijn suikerhuishouding. En dan is dat hele onderzoek naar prenataal afkolven zinloos, want er is over het algemeen helemaal geen bijvoeding nodig.
Soltani H, Scott AMS: Antenatal breast expression in women with diabetes: outcomes from a retrospective cohort study. International Breastfeeding Journal 2012, 7:18
Een oproep voor blog-entry titels leverde de volgende voorstellen op: meanderen, historie, hysterie, normvervaging, nipplegate en Dubbel D. Intrigerende titels, waarvan deze keer de Dubbel D aan de beurt is.
De inzender van de titel Dubbel D had daarbij zelf waarschijnlijk een stukje over borstvoeding met een groter dan de middelmaat boezem in gedachten. Dubbel D is een vreemde behamaat; het is, behalve AA (wat kleiner dan de kleinste is, dus eerder gehalveerd dan verdubbeld), de enige verdubbelde maat. Er voor komen A, B, C en D en na DD gaat het verder met F, G, H, I, … . Voeden met een ruime boezem kan een uitdaging zijn, omdat je als moeder moeite kunt hebben om goed te zien wat je aan het doen bent. Er circuleren allerlei adviezen voor meer of minder ingewikkelde constructies met borstenkussentjes en borstendraagdoekjes, maar dat schiet allemaal niet erg op. Het is een hoop gedoe elke keer om je zodanig te installeren dat je enigszins comfortabel kunt voeden. Veel logischer is het om eerst zelf gemakkelijk te gaan zitten of liggen of bankhangen, dan te kijken waar de borsten en de tepels ongeveer zijn en welke kant ze op wijzen en dan de baby daar en zo neerleggen dat hij er zonder acrobatische toeren uit te halen bij kan. Baby legt zichzelf aan en moeder voelt of het goed zit, als ze het niet kan zien. Over borstenmaten zal ik een andere keer verder uitweiden.
Dubbel D kan natuurlijk nog allerlei andere betekenissen hebben. Ik kreeg zelf direct een associatie met Dubbel Diabetes. En met Dubbel Doen. En ook met Double Dutch, wat niet extra-Nederlands betekent maar ‘onzintaal uitslaan’, dubbeldwaas zeg maar. De diabetes link, en daarmee de andere associaties, werd aangeprikt door een artikel over onderzoek naar prenataal kolven door zwangeren met diabetes (Soltani&Scott, 2012). In deze retrospectieve studie werd gekeken naar het prenataal afkolf gedrag van zwangeren met diabetes 1, 2 of 3 en de uitkomsten op zwangerschapsduur en gezondheid van het resulterende kind. Er werd een verband gevonden tussen prenataal kolven en een iets kortere zwangerschapsduur (net iets te vroeg versus net binnen de ondergrens van normaal) en een iets hogere incidentie van opname op een special care afdeling voor pasgeborenen.
Oppervlakkig gezien lijkt dit het einde van het advies om al voor het kindje geboren is colostrum te verzamelen om bijvoeden met kunstvoeding te voorkomen. Maar wie even verder kijkt zal gelijk zien dat een verband geen oorzakelijk verband hoeft te zijn. Of misschien is het oorzakelijk verband omgekeerd en is het grotere risico juist de reden geweest dat sommige vrouwen gingen afkolven en anderen niet. Pas als je zoiets van te voren opzet en vrouwen (zowel diabetica als niet-diabetica) willekeurig indeelt in groepen die wel of niet kolven, kun je iets zinnigs uit de uitkomsten opmaken. Maar wat mij eigenlijk meer prikkelt is de onderzoeksvraag en dan vooral de daarbij horende vooronderstelling. De vooronderstelling is dat baby’s van zwangeren met diabetes van welk type ook standaard bijvoeding nodig hebben. Het idee is dat, omdat de baby tijdens de zwangerschap grote hoeveelheden glucose heeft gekregen, hij suikertekorten zal krijgen na de geboorte als hij het met enkel colostrumvoedingen aan de borst moet doen. Deze vooronderstelling rammelt aan alle kanten.
Een kind dat net werd geboren verkeerd in een transitiefase. Zijn volledige systeem moet omgebouwd worden van een intra-uterien waterwezen bestaan naar een zelfstandig functionerend bestaan buiten het moederlichaam. Zijn ademhaling moet worden opgestart, zijn bloedsomloop omgekeerd, zijn spijsvertering en temperatuurregulatie opgestart, zijn suikerhuishouding ingesteld. Dit is een gigantische operatie, minder spectaculair om te zien dan de geboorte, maar zeker niet minder spectaculair in prestatie. Gelukkig wordt de baby geleverd met noodsystemen om deze transitieperiode goed te doorstaan. Het lichaam van zijn moeder is een belangrijk onderdeel van het noodsysteem, dat de baby voorziet van warmte, voedsel en veiligheid. Een ander noodsysteem is een tijdelijke andere bron van energie: ketonen. Wanneer een volwassen mens overgaat op ketonen voor energie is er iets niet goed, voor een pasgeboren baby is het de goed werkende noodaggregaat die gebruikt wordt om de tijd te overbruggen tot zijn glucose huishouding op gang komt.
Zolang de baby nog in zijn moeder woont heeft hij geen insuline nodig om suiker te verteren, hij lift mee op de vertering van zijn moeder. Insuline wordt tijdens het voorgeboortelijk bestaan dan ook voornamelijk als groeihormoon gebruikt. Direct na de geboorte begint de ombouw van dat systeem en wordt insuline ingeroosterd voor de suikervertering. Tijdens dat omzettingsproces worden zijn hersenen van brandstof voorzien door ketonen. Dit houdt in dat bij elke pasgeboren baby de suikerspiegels heel erg laag zijn. Baby’s van diabetische moeders, moeders met zwangerschapssuiker en andere moeders: allemaal lage tot zeer lage bloedglucose waarden. en dat hoort zo, dat is volkomen normaal en gezond.
Dat hele dubbele gedoe met bijvoeding voor baby’s, puur op basis van het feit dat hun moeder diabetica is, of omdat de baby een hoog geboortegewicht heeft, is dus dubbel dom. Zeker bijvoeden met kunstvoeding is Dubbel Dom, want kunstvoeding en vooral kunstvoeding bovenop borstvoeding is een majeure risicofactor bij het ontregelen van de insulinewerking en daarmee een van de belangrijke factoren bij het ontstaan van diabetes op steeds jongere leeftijd. Dom ook, omdat onderzoek van meer dan een Dubbel Decennium gelden al aantoonde dat kinderen die a-symptomatisch zijn niet routinematig voor bloedglucose hoeven te worden geprikt en al helemaal geen routinematige bijvoeding nodig hebben. Drie Dubbel en Dwars Dom is het om die bijvoeding, als je die al geeft, in wijd uiteen liggende grote porties te geven die de insuline als in een achtbaan laten rondracen.
Je moet natuurlijk ook niet het noodlot tarten en het kind zodanig behandelen dat het wel een energie tekort moet krijgen: bij zijn moeder vandaan halen, maar af en toe eten geven, alleen laten en in de stress laten schieten. Dat zijn namelijk allemaal energievreters en daar kan de ketonen-cateraar niet tegenop. Kinderen die bij hun moeder blijven, in direct lichaamscontact, zo mogelijk met voornamelijk direct huidcontact, die om de haverklap en dan nog eens een slokje colostrum kunnen nemen als ze er toch naast liggen, die niet zichzelf zes slagen in de rondte hoeven te stressen omdat ze alleen zijn en die geen energie misbruiken om zichzelf warm proberen te houden, die kindjes hebben maar weinig extra energie nodig. En dat beetje energie wordt geleverd door de ketonen, in afwachting van het op gang komen van zijn suikerhuishouding. En dan is dat hele onderzoek naar prenataal afkolven zinloos, want er is over het algemeen helemaal geen bijvoeding nodig.
Soltani H, Scott AMS: Antenatal breast expression in women with diabetes: outcomes from a retrospective cohort study. International Breastfeeding Journal 2012, 7:18