Teti et al onderzochten of er verbanden te zien zijn tussen moederlijk gedrag en emotionele beschikbaarheid van de moeder enerzijds en de kwaliteit van de slaap van hun kinderen anderzijds. Zij vinden dat allerlei gedrag van de moeder geen significante invloed heeft op het slaapgedrag van hun kinderen. De emotionele beschikbaarheid van de moeder bij het naar bed brengen blijkt wel een sterke factor voor het slaapgedrag. Vooral bij de jongste baby’s, maar ook nog bij kinderen van tegen de twee jaar. Significant meetbaar is een minder onderbroken slaap voor kinderen van emotioneel beschikbare moeders. Emotioneel beschikbare moeders geven daarbij ook minder aan dat zij vinden dat hun kind slaapproblemen heeft.
Onderzoeken als deze illustreren voor mij mijn aanname dat slaapproblemen bij baby’s over het algemeen niet het probleem zijn van het kind, maar van de ouders. De nabijheid van de moeder en haar bereidheid zich emotioneel aan haar kind te binden, zorgt voor rustige slaap bij het kind. Een moeder die, met wellicht allerlei toeters en bellen of rituelen en dingen, maar zonder emotionele nabijheid, haar kind naar bed brengt, heeft een kind dat de neiging zal hebben vaker wakker te zijn in de nacht, maar deze moeder ervaart bij haar kind ook meer slaapproblemen. Voor mij wijst dit op de onwenselijkheid van slaaptrainingsmethoden voor zeer jonge kinderen.
Een onderzoek van Middlemiss c.s. lijkt dit gevoel te bevestigen. In een slaaplaboratorium werden kinderen tussen 4 en 10 maanden wakker te slapen gelegd en moesten zichzelf troosten en zelfstandig in slaap vallen. Na een dag van gezamenlijke activiteiten werd bij moeders en kinderen het cortisolgehalte in het speeksel geanalyseerd. De waarden bij moeder-en-kind-koppels kwamen overeen. Ook de speekselmonsters genomen tijdens de stressreactie van het kind bij het alleen zijn om te gaan slapen, vertoonden de verwachte overeenkomsten. Op de derde dag van de vijfdaagse slaaptraining vertoonden het gedrag en het cortisolgehalte van het kind een duidelijke dissociatie: zij vertoonden in hun gedrag geen stress meer, maar de cortisolwaarden in hun speeksel waren wel net zo verhoogd als de voorgaande dagen. In reactie op het verminderen en uitblijven van gedragsmatige stress symptomen bij hun kind daalden de cortisolwaarden van de moeders.
Moeder denkt dus dat de slaaptraining werkt: al op de derde dag vertoont haar kind geen stress meer. De babyfluisteraar had dus kennelijk gelijk dat kinderen gewoon even erdoorheen moeten en dan leren ze in no-time om zichzelf te troosten en zelf in slaap te vallen. Maar de afgifte van stresshormonen vertelt een ander verhaal: een kind dat binnen een paar dagen geleerd heeft dat huilen geen zin heeft, er wordt namelijk niet geluisterd en niet gereageerd. En hij lijdt, letterlijk, in stilte. Is het kind nu getraind of afgericht?
Teti DM, Kim B-R, Mayer G, Countermine M: Maternal emotional availability at bedtime predicts infant sleep quality. Journal of Family Psychology, 2010, 24(3):307-315
Middlemiss W, Granger DA, Goldberg WA, Nathans L: Asynchrony of mother-infant hypothalamic-pituitary-adrenal axis activity following extinction of infant crying responses induced during the transition to sleep. Early Hum Dev. 2012, 88(4):227-32