Sinds het domesticeren van rundvee zijn kuddedieren melkkoetjes geweest voor de mens. Eerst letterlijk: de koe, geit, schaap, kameel gaven melk en voorzagen daarmee voor een belangrijk deel in het levensonderhoud van de agrarische mens. Een melkdier hebben betekende altijd de beschikking hebben over iets nuttigs. En wat je te veel had kon worden geruild voor andere noodzakelijkheden. Dat kon dan weer leiden tot het ‘’expres’’ maken van overschotten om te verkopen voor geld dat dan weer kon zorgen voor andere nuttige en leuke zaken. Geld werd na verloop van tijd een doel op zich: veel geld betekende veel aanzien en veel macht. Macht is voor veel mensen een uiteindelijk levensdoel. En voor sommigen is het bereiken van dat doel zo belangrijk dat ze dat bereiken ten koste van het leven en de gezondheid van andere mensen. En met zoveel raffinement dat ze hun slachtoffers vrijwilliger en zelfs gretig laten meewerken aan hun eigen ongeluk. Kunstvoedingsfabrikanten verkopen het product van hun melkkoeien aan hun melkkoetjes. ’t Is net als wat Max Tailleur zijn moppenfiguur Moos liet zeggen, mijmerend aan de bar van een café op de Amsterdamse wallen: ‘’se heb 't, se verkoop' 't en se heb 't weer’’. Maar wie is nu in het geval van de kunstvoeding fabrikant, de gemeente Amsterdam en de kinderen de pooier, de hoer en de hoerenloper?
Kleintjes S: Sponsoring heeft averechts effect en Amsterdam gaat in de fout. column Kenniscentrum Borstvoeding
Kleintjes S: Sponsoring heeft averechts effect en Amsterdam gaat in de fout. column Kenniscentrum Borstvoeding