Gonzalez analyseerde een hele jaargang van elke 5 jaar sinds de eerste in 1985 van het Journal of Human Lactation, het peer-reviewed wetenschappelijke tijdschrift van de internationale Lactatiekundigen Associatie. Een belangrijke vinding was dat waar in de eerste jaargangen vooral artikelen over de praktijk van lactatiekundige-zijn werden gepubliceerd, veranderde dat in de loop van de jaren naar meer en meer wetenschappelijke artikelen. Volgens de onderzoeker toont dat aan dat het beroep zich meer heeft ontwikkeld naar een medisch beroepen dat dat de geloofwaardigheid binnen de zorgberoepswereld vergroot. Maar is medicalisering van borstvoeding wel een goed iets? En leidt die grotere wetenschappelijkheid ook tot betere borstvoedingscijfers, met andere woorden, genieten meer moeders en baby’s langer van borstvoeding? Nee, het weten dat er weer een 10-lettergrepig ingrediënt in moedermelk is gevonden zorgt er niet voor dat meer moeders beginnen met borstvoeding of dat meer baby’s de aanbevolen tijd borstvoeding krijgen. Onderzoeken naar de beleving van borstvoeding en redenen om vroeger dan gepland te stoppen geven al decennia lang dezelfde soorten uitkomsten: moeders hebben niet nog meer wetenschappelijk bewijs nodig en nog meer pushen en promoten om aan borstvoeding te beginnen (de meeste moeders willen sowieso borstvoeding gaan geven). Wat zij wel nodig hebben is steun, hulp en aanmoediging. Brand et al vergeleken twee groepen moeders met problematische borstvoeding in de kraamdagen. Degenen die ondanks de problemen doorzetten en borstvoeding bleven geven waren degenen die voelden dat zij een support systeem hebben, hetzij van leken, hetzij van zorgverleners. Hegney c.s. kwamen tot vergelijkbare conclusies. Zij vonden in hun cohorten dat zowel de moeders die doorgingen als zij die stopten met borstvoeding idealistische verwachtingen hadden. De vrouwen die ondanks problemen doorgingen waren zij die een zorgverlener hadden die zij vertrouwden in het advies rond borstvoeding en een sociaal vangnet hadden van collega-borstvoedende moeders. Zij vonden dat vrouwen die stopten zich geïsoleerd voelden en vaker last hadden van gevoelens van ontoereikendheid en schuld. Moeders en baby’s hebben zorgverleners nodig die zich kunnen verplaatsen in hun gevoelens, die een stevige basiskennis hebben van normale borstvoeding en normaal baby/peuter gedrag, niet aan zorgverleners die alle honderden ingrediënten van moedermelk kunnen opnoemen en waar die allemaal goed voor zijn.
Gonzalez PA: The Development of Professional Healthcare Support for Breastfeeding: A Content Analysis of the Journal of Human Lactation. Poster Presentation. University of South Florida, 2011
Brand E, Kothari C, Stark MA: Factors Related to Breastfeeding Discontinuation Between Hospital Discharge and 2 Weeks Postpartum. Journal of Perinatal Education, 2011 , 20(1):36-44(9)
Hegney, D., Fallon, T. and O’Brien, M. L. (2008), Against all odds: a retrospective case-controlled study of women who experienced extraordinary breastfeeding problems. Journal of Clinical Nursing, 17: 1182–1192.
Gonzalez PA: The Development of Professional Healthcare Support for Breastfeeding: A Content Analysis of the Journal of Human Lactation. Poster Presentation. University of South Florida, 2011
Brand E, Kothari C, Stark MA: Factors Related to Breastfeeding Discontinuation Between Hospital Discharge and 2 Weeks Postpartum. Journal of Perinatal Education, 2011 , 20(1):36-44(9)
Hegney, D., Fallon, T. and O’Brien, M. L. (2008), Against all odds: a retrospective case-controlled study of women who experienced extraordinary breastfeeding problems. Journal of Clinical Nursing, 17: 1182–1192.