Vrijwel alle moeder’s kunnen borstvoeding geven, waaronder volgens WHO en Unicef wordt verstaan: een kind voeden aan de borst vanaf binnen een uur na de geboorte, gedurende de 1e 6 maanden exclusief en tot de 2e verjaardag of daar voorbij naast geschikte andere voeding. Vooral de eerste periode van uitsluitend borstvoeding in de 1e 6 maanden is van groot belang voor de gezondheid van kind en moeder in alle levensomstandigheden. Hoewel dus vrijwel alle moeders in staat zijn borstvoeding te geven en het voor alle moeders en vrijwel alle kinderen de gezondste keuze is, is er een klein aantal omstandigheden waarin borstvoeding geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of permanent niet te prefereren optie is. Wanneer het onderbreken van of totaal stoppen met borstvoeding of het aanvullen met substituten wordt overwogen, moeten altijd de risico’s van het gebruik van moedermelksubstituten worden afgewogen tegen mogelijke risico’s van de aandoening of omstandigheid. Bij het bepalen van welke voeding voor een kind wordt gekozen is direct voeden aan moeder’s borst altijd de 1e keuze. Indien dit niet (volledig) mogelijk is zal eerst worden gepoogd dit aan te vullen met de afgekolfde melk van de eigen moeder. Wanneer een moeder ondanks optimalisatie van het beleid en de technieken onvoldoende eigen melk kan produceren gaat de voorkeur uit naar afgekolfde melk van en andere moeder (donormelk), eventueel direct door die andere moeder aan de borst gevoed. Als 4e optie wordt gekozen voor gespecialiseerde moedermelksubstituten (kunstvoeding). Alleen voor kinderen die moedermelk niet kunnen verteren, is het enige en eerste alternatief aangepaste kunstvoeding. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen met galactosemie, phenylketonurie (PKU) of maple syrup urine disease. Kinderen van moeders die bepaalde medicijnen gebruiken kunnen de melk van hun moeder niet drinken en moeten (tijdelijk, voor de duur van de behandeling) een vervangende voeding krijgen. De lijst met absoluut gecontra-indiceerde medicijnen is erg kort. Ook zieke moeders kunnen borstvoeding geven, indien zij in staat zijn het kind vast te houden. De enige contra-indicatie is HIV+, maar alleen indien moedermelk substituten AFASS zijn (acceptable, feasible, affordable, sustainable, safe; acceptabel, verkrijgbaar, betaalbaar, duurzaam, veilig). Andere situaties zoals vroeg geboorte, dysmaturiteit, (gevaar van) hypoglycemie vragen om optimalisatie van borstvoeding management en technieken en de melkinname (mogelijk met suppletie van moeders eigen melk op een andere manier) en pas als dat niet binnen redelijke tijd tot het gewenste resultaat leidt is er een indicatie om over te gaan tot het gebruik van voeding op basis van niet-menselijke melk.
http://www.borstvoeding.com/problemen/medicijnen/medicijnlijst-nl.html
WHO/Unicef: Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO/NMH/NHD/09.01. WHO/FCH/CAH/09.01
http://www.borstvoeding.com/problemen/medicijnen/medicijnlijst-nl.html
WHO/Unicef: Acceptable medical reasons for use of breast-milk substitutes. WHO/NMH/NHD/09.01. WHO/FCH/CAH/09.01