Sam Worthington die als Jake Sully in Avatar zowel zijn culturele verwachtingen als zijn fysieke verschijning moet omdenken om een wereld te redden.
Ik mag graag natuurdocumentaires kijken op National Geographic en dergelijke zenders. Vooral over zoogdieren en hun gedrag. Zoogdieren, hoewel niet voorkomend in een variëteit zo groot als insecten, zijn er toch in alle soorten en maten. Van de kleinste muis of minivleermuis (die helemaal geen muis is, maar wel vliegt) tot en met de grootste olifant en walvis (die geen vis is en al helemaal niet op de wal leeft, maar wel zoogt). En allemaal hebben ze gedrag ontwikkeld dat precies past bij hun manier van leven en overleven. Bij dat gedrag hoort ook de manier van zorgen voor het nageslacht. Sommige dieren verstoppen hun jongen in nesten waar ze nu en dan komen voeden tot de jongen in staat zijn zichzelf te verdedigen. Andere soorten krijgen jongen die al gelijk kunnen lopen en rennen en zij laten hun jong achter zich lopen en om zich heen spelen en de jongen komen regelmatig even aanmeren voor een paar slokjes melk. Andere soorten hebben jongen die zich aan moeders vacht vastklemmen en zich laten meedragen waar moeder maar gaat. Ze dutten en dommelen, kijken rond naar waar moeder zich mee bezighoudt en naar de andere leden van de groep en ze duiken om de haverklap aan moeders boezem om te drinken. De meest naaste neven van de mens horen tot die groep: de mensapen. Primaten die wat lager in de ontwikkelingsladder staan kunnen nesten maken waarin ze hun jongen achterlaten, maar de mensapen dragen hun jongen gedurende langere tijd met zich mee. Mensapen zijn ook een flink deel van de dag bezig met eten en eten verzamelen en dat geldt zowel voor de vegetariërs als voor de omnivoren. Ze hebben geen vaste maaltijd-tijden, maar eten de hele dag door kleine beetjes, met af en toe voor de omnivoren een grotere vleesmaaltijd (voor de meeste mensapen bestaat vlees uit insekten en dergelijke, maar chimpansees zijn ook deels roofdieren met kleinere apen als prooi). Het eetgedrag van de jongen is daar een afspiegeling van: de hele dag door slokjes bij mama, afgewisseld met dutjes en rondkijken. Deze mensapen zijn dus, hoewel er geen of nauwelijks gras aan te pas komt, grazers. Wanneer je het gebit en het spijsverteringsstelsel van de mens vergelijkt met dat van bijvoorbeeld de chimpansee, zijn er grote overeenkomsten. Dit, in combinatie met de samenstelling van de melk en de nog altijd aanwezige grijpreflexen bij een mensenbaby doet vermoeden dat ook de mens zo’n snackende, dragende soort is. Gedragen worden, snacken en hazenslaapjes doen is dus volkomen natuurlijk gedrag voor een mensenbaby, net als voor een chimpanseebaby. Daar hoeven verder geen dubbel-blind, gerandomiseerde, prospectieve onderzoeken aan te pas te komen: het is gewoon af te lezen aan de biologische kenmerken. Grotere maaltijden die verder uit elkaar liggen en langere slaapperioden zijn concepten waar een baby niet erg bekend mee is en die voor de meeste baby’s ook niet erg aantrekkelijk zijn. Voor ouders is het wel makkelijker als kinderen minder vaak eten en langer alleen kunnen slapen. Als baby het daarmee niet eens is, is er een probleem. Een voedingsprobleem of een slaapprobleem. Het is niet een probleem van het kind, maar van de ouders. De oplossing zou dus ook moeten worden gezocht in de ouders en niet in het kind. Kwestie van omdenken.
Ik mag graag natuurdocumentaires kijken op National Geographic en dergelijke zenders. Vooral over zoogdieren en hun gedrag. Zoogdieren, hoewel niet voorkomend in een variëteit zo groot als insecten, zijn er toch in alle soorten en maten. Van de kleinste muis of minivleermuis (die helemaal geen muis is, maar wel vliegt) tot en met de grootste olifant en walvis (die geen vis is en al helemaal niet op de wal leeft, maar wel zoogt). En allemaal hebben ze gedrag ontwikkeld dat precies past bij hun manier van leven en overleven. Bij dat gedrag hoort ook de manier van zorgen voor het nageslacht. Sommige dieren verstoppen hun jongen in nesten waar ze nu en dan komen voeden tot de jongen in staat zijn zichzelf te verdedigen. Andere soorten krijgen jongen die al gelijk kunnen lopen en rennen en zij laten hun jong achter zich lopen en om zich heen spelen en de jongen komen regelmatig even aanmeren voor een paar slokjes melk. Andere soorten hebben jongen die zich aan moeders vacht vastklemmen en zich laten meedragen waar moeder maar gaat. Ze dutten en dommelen, kijken rond naar waar moeder zich mee bezighoudt en naar de andere leden van de groep en ze duiken om de haverklap aan moeders boezem om te drinken. De meest naaste neven van de mens horen tot die groep: de mensapen. Primaten die wat lager in de ontwikkelingsladder staan kunnen nesten maken waarin ze hun jongen achterlaten, maar de mensapen dragen hun jongen gedurende langere tijd met zich mee. Mensapen zijn ook een flink deel van de dag bezig met eten en eten verzamelen en dat geldt zowel voor de vegetariërs als voor de omnivoren. Ze hebben geen vaste maaltijd-tijden, maar eten de hele dag door kleine beetjes, met af en toe voor de omnivoren een grotere vleesmaaltijd (voor de meeste mensapen bestaat vlees uit insekten en dergelijke, maar chimpansees zijn ook deels roofdieren met kleinere apen als prooi). Het eetgedrag van de jongen is daar een afspiegeling van: de hele dag door slokjes bij mama, afgewisseld met dutjes en rondkijken. Deze mensapen zijn dus, hoewel er geen of nauwelijks gras aan te pas komt, grazers. Wanneer je het gebit en het spijsverteringsstelsel van de mens vergelijkt met dat van bijvoorbeeld de chimpansee, zijn er grote overeenkomsten. Dit, in combinatie met de samenstelling van de melk en de nog altijd aanwezige grijpreflexen bij een mensenbaby doet vermoeden dat ook de mens zo’n snackende, dragende soort is. Gedragen worden, snacken en hazenslaapjes doen is dus volkomen natuurlijk gedrag voor een mensenbaby, net als voor een chimpanseebaby. Daar hoeven verder geen dubbel-blind, gerandomiseerde, prospectieve onderzoeken aan te pas te komen: het is gewoon af te lezen aan de biologische kenmerken. Grotere maaltijden die verder uit elkaar liggen en langere slaapperioden zijn concepten waar een baby niet erg bekend mee is en die voor de meeste baby’s ook niet erg aantrekkelijk zijn. Voor ouders is het wel makkelijker als kinderen minder vaak eten en langer alleen kunnen slapen. Als baby het daarmee niet eens is, is er een probleem. Een voedingsprobleem of een slaapprobleem. Het is niet een probleem van het kind, maar van de ouders. De oplossing zou dus ook moeten worden gezocht in de ouders en niet in het kind. Kwestie van omdenken.