Foto: vader en te vroeg geboren kind
Opeens dook het weer eens op: het onderzoek uit 2007 (Erlandson et al) over vaders die Kangaroo Mother Care (nu ja, Kangaroo Father Care) toepassen op hun zojuist per keizersnede geboren kind. En dat dat net zo goed werkt als wanneer moeder dat doet. Niet dat ik dat erg vind, hoor, dat dat eens herhaald wordt. Het is kennis die belangrijk genoeg is om herhaald en breed bekend te worden. In feite maakt het voor de baby – afgezien van de voeding die zijn moeder te bieden heeft – niets uit tegen welke huid hij ligt, zolang het maar menselijke huid is. Baby’s worden namelijk hongerig geboren. Niet zozeer calorieën-honger, maar wel huidhonger. Die huidhongerige pasgeboren baby heeft aanraking van zijn huid door andere mensenhuid net zo hard nodig als zuurstof, water en voeding. De volgorde van voorkeur wiens huid het is waar baby tegenaan ligt is duidelijk: moeder – vader* – om het even wie. In gevallen dus waar het voor de moeder om medische redenen niet mogelijk is het eerste huidcontact te bieden is de vader de voor de hand liggende eerste keus. Kinderen die huid-op-huid bij hun vader zijn, doen het gewoon in alle opzichten beter dan kinderen die de tijd tot moeder beschikbaar is overbruggen in een bedje, wiegje of couveuse.
In twee onderzoeken (Christensson et al, Velandia et al) waaraan ook oxytocine expert Kerstin Uvnäs–Moberg meedeed in respectievelijk 1995 en 2010 werd gekeken naar de geluiden die baby’s maken wanneer zij wel of niet bij hun moeder in direct lichaamscontact zijn. Ik denk dat het, met het bovenstaande onderzoek in gedachten, veilig is te stellen dat deze uitkomsten probleemloos kunnen worden vertaald naar lichaamscontact met de vader. Het oudere onderzoek keek naar verontrustende geluiden van de baby: de separation distress call. In gewone mensentaal: de baby die huilt als hij alleen is, alleen en verlaten en blootstaand aan alle gevaren die zijn evolutionaire geheugen maar kan bedenken. En dat zijn er nogal wat. Het onderzoek liet zien dat elke baby die alleen is (in een bedje en verstandelijk bezien veilig tegen alle mogelijke gevaren) zal gaan huilen, af en aan (‘’pulserend’’). Dit huilen stopt als het kind niet meer alleen is, lichaamscontact heeft. (Het huilen stopt ook, uiteindelijk, als de baby de hoop op hulp opgeeft en zich dood houdt.)
Het nieuwere onderzoek keek dan juist naar positieve geluiden. Kinderen die in direct huidcontact blijven in de eerste tijd na een keizersnede (en zet dat uiteraard maar gerust ook over naar een normale geboorte) bij de moeder of de vader - na een initiële 15 minuten bij de moeder - maakten meer stemgeluidjes die uitnodigen tot gesprek, maar ook de ouders die het kind vasthebben hebben meer vocale interactie met het kind en met elkaar.
Het laatste en nieuwste onderzoek dat ik hier aanhaal (Dumas et al, 2013) werd uitgevoerd in verschillende landen (onder andere in Zweden met enkele onderzoekers uit de Uvnäs–Moberg groep) en vergeleek het gedrag vroeg postpartum met moederlijk gedrag op dag vier. De opmerkelijke uitkomst was dat moeders van kinderen, die van hen werden gescheiden en werden ingebakerd (in de USA heel gewoon voor pasgeborenen), vier dagen na de geboorte veel ruwer met hun kinderen omgingen dan moeders die veel huid- en lichaamscontact hadden gehad. Ook de op dag vier geobserveerde borstvoeding verliep bij de moeders die gescheiden waren van hun kind en bij kinderen die waren ingebakerd direct na de geboorte minder goed dan moeders die bij hun kind waren gebleven en veel lichaamscontact hadden.
*) met vader wordt bedoeld de persoon die fungeert als co-ouder naast de moeder, in de praktijk zal dat over het algemeen de mannelijke partner van de moeder zijn en de biologische vader van het kind, maar dat is dus niet perse noodzakelijk. Het idee is, dat het de tweede hechtingsfiguur zal zijn naast de moeder als eerste hechtingsfiguur, omdat zij degene met de borsten en de melk is. Een kind in de gelukkige omstandigheid dat hij twee moeders heeft, kan ook twee eerste hechtingsfiguren hebben, want beiden hebben borsten en kunnen melk hebben.
Erlandsson K, Dsilna A , Fagerberg I , Christensson K: Skin-to-Skin Care with the Father after Cesarean Birth and Its Effect on Newborn Crying and Prefeeding Behavior. Birth, 2007; 34 (2): 105 DOI: 10.1111/j.1523-536X.2007.00162.x
K, Cabrera T, Christensson E, Uvnäs–Moberg K, Winberg J: Separation distress call in the human neonate in the absence of maternal body contact. (1995) Acta Paediatrica, 84: 468–473. doi: 10.1111/j.1651-2227.1995.tb13676.x
Velandia M, Matthisen A-S, Uvnäs-Moberg K, Nissen E: Onset of Vocal Interaction Between Parents and Newborns in Skin-to-Skin Contact Immediately After Elective Cesarean Section. (2010) Birth, 37: 192–201. doi: 10.1111/j.1523-536X.2010.00406.x
Dumas L, Lepage M, Bystrova K, Matthiesen A-S, Welles-Nyström B, Widström A-M: Influence of Skin-to-Skin Contact and Rooming-In on Early Mother–Infant Interaction: A Randomized Controlled Trial Clin Nurs Res August 2013 22: 310-336, first published on January 3, 2013 doi:10.1177/1054773812468316