Foto: Brooke Shields als Emmeline en Christopher Atkins als Richard in The Blue Lagoon waar moeder worden en borstvoeding geven helemaal vanzelf ging.
Het geven van borstvoeding is volgens het algemeen geldende beeld een bewuste keuze die met vastberadenheid moet worden doorgezet. Na minutieuze determinatie van de verschijnsels moederschap, baby en borstvoeding, en uitgebreide stimulatie van de voornemens door overheid en zorgwereld, bedenken ongeveer acht van de tien aanstaande moeders dat ze willen beginnen met borstvoeding geven en doet dat vervolgens ook. Met gedetermineerde toewijding, vaak veel kromme tenen en tanden knarsen, lukt het uiteindelijk 5 van de tien moeders om de eerste maand door te komen met volledig borstvoeding en drie maanden vol te maken zonder andere voeding (er bij) te geven (Lanting et al, 2007). In andere Westerse landen, met als positieve uitzondering Scandinavië, zijn die cijfers vergelijkbaar. De gedetermineerde toewijding blijkt een van de belangrijkste determinanten te zijn voor het bereiken van het doel exclusief borstvoeding voor een bepaalde duur. Om te beginnen is het natuurlijk al absurd dat al dat gedetermineer en die determinatie en gedetermineerdheid nodig zijn om iets volkomen normaals als borstvoeding geven te laten slagen, maar nog absurder is het dat ondanks dat alles zo veel vrouwen het niet voor elkaar krijgen. Ik houd van absurdisme, maar niet in het moederschap en dus wil ik graag weten voer waarom en wat nu. Er zijn inmiddels hele reeksen onderzoeken gedaan over de hele wereld hoe dat kan. En in al die onderzoeken komen min of meer dezelfde determinanten naar voren. Een opvallend stel daarvan is opleiding en sociale omstandigheden. In de jaren ‘70-‘80 van de vorige eeuw waren het de goed opgeleide en goed gesitueerde vrouwen die de fles gaven. Dat was namelijk toen veel wetenschappelijker en beschaafder. Nu is het al weer geruime tijd juist omgedraaid: hoog opgeleide en beter gesitueerde vrouwen zijn meer geneigd borstvoeding te geven. Ook geven wat oudere moeders vaker borstvoeding dan jongere moeders. Een belangrijke factor voor het beginnen met borstvoeding, maar ook voor het ermee doorgaan is steun van de directe omgeving: partner, eigen moeder en vrienden. Een negatief effect op het langer dan de eerste weken doorgaan met (exclusief) borstvoeding zijn een kunstverlossing en het bijgeven van kunstvoeding in de eerste dagen. Opvallend is dat wanneer vrouwen zelf wordt gevraagd waarom zij eerder dan gepland stopten met borstvoeding, deze factoren juist niet genoemd worden; vrouwen zeggen zelf te stoppen als gevolg van te weinig melk, pijn en diverse vormen van ongemak en sociale redenen zoals werk.
Het bereiken van de door WHO en overheden gestelde doelen aangaande borstvoeding heeft dus niet zozeer meer promotie nodig (ruim 80% van de moeders begint er immers toch al aan), maar versterking van de determinanten voor het kiezen voor en doorgaan met borstvoeding, samen met een begeleiding die de door moeders als oorzaak genoemde problemen voorkomt of accuraat oplost. Voorlichting over zuigelingenvoeding moet dus niet alleen worden gericht aan aanstaande moeders, maar ook aan hun partners en moeders. Voor bevolkingsgroepen (jong, lager opgeleid, minder welgesteld) die minder geneigd zijn te kiezen voor borstvoeding is gerichte aandacht nodig, die vooroordelen over zuigelingenvoeding wegneemt en de keuze die de medisch-biologische voorkeur heeft hipper maakt, zonder de tweede keus zwart te maken. Maar nog veel belangrijker dan dat allemaal bij elkaar, dan welke vorm van campagne ook, is het garanderen, met gedetermineerde focus, op het mogelijk maken van het uitvoeren van het besluit om borstvoeding te geven. Niet alleen informatie voor de ouders, maar ook en vooral heel veel en goede gerichte, wetenschappelijk onderbouwde, praktijkgerichte opleiding en bijscholing van zorgverleners. Ik zeg het gewoon nog maar eens. Ik ben daar nogal gedetermineerd in, eigenlijk.
Hauck YL, Fenwick J, Dhaliwal SS, Butt J: A Western Australian Survey of Breastfeeding Initiation, Prevalence and Early Cessation Patterns. Maternal and Child Health Journal, 2011, 15(2): 260-268.
Lanting CI, Wouwe van JP. Redenen en motieven om te starten en te stoppen met borstvoeding. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven; 2007.
Kools EJ, Thijs C, de VH. The behavioral determinants of breast-feeding in The Netherlands: predictors for the initiation of breast-feeding. Health Educ Behav 2005; 32(6):809-824.