Pagina's

woensdag 12 september 2012

Opnieuw

Foto: John Hurt als Mr. Ollivander in Harry Potter and the Sorcerer's Stone leek in Harry Potter and the Deathly Hallows: Part 1 wel een ander mens die in veranderde omstandigheden heel andere dingen deed.
‘’Over borstvoeding hoef ik jou niets meer te vertellen, daar weet jij alles al van.’’ Dat kreeg ik te horen bij mijn tweede of derde kind en ik denk dat er nog genoeg moeders zijn die datzelfde of iets vergelijkbaars te horen krijgen. Natuurlijk heb je als moeder van een tweede of volgende kind al ervaring, je weet een beetje wat je verwachten kunt, maar dat je niet meer geholpen hoeft te worden is zeker lang niet altijd waar. Elk kind is anders, bij elk volgend kind is moeder anders en de omstandigheden zijn anders. De relaties tussen al die factoren zijn anders en dus is de dynamiek anders. Eigenlijk het enige dat altijd hetzelfde blijft, is dat er een moeder en een kind zijn die elkaar nodig hebben en zorgzame mensen om hen heen.
Een moeder die tot vlak voor de nieuwe zwangerschap of ook nog tijdens de zwangerschap een vorig kind de borst gaf kan zich met een pasgeborene in haar armen erg onwennig voelen. ‘’Oeps, da’s waar ook, dat hoofdje is nog wat wiebelig.’’ ‘’O, jeetje, wat klein en breekbaar lijkt dit kleintje.’’ Ook het aanleggen kan onwennig voelen, de peuter deed het immers al voornamelijk allemaal zelf en dit kleintje heeft wat begeleiding nodig.  Borstvoeding begeleiders willen nog al eens kapotte tepels zien bij ervaren moeders, omdat die moeders weer even opnieuw moeten leren aanleggen en erop letten dat dat goed gaat. Na een derde of vijfde bevalling zijn de tepels weer net zo gevoelig voor vormfouten als na de eerste.
Bij een volgend kind kan moeder minder goed haar volledige aandacht en haar directe aandacht aan haar baby geven. Haar gezin is groter, er zijn meer aandachtsvragers en meer dingende dingen die moeten worden gedaan. Vooral in de eerste dagen is het belangrijk dat die andere dingen even door iemand anders worden gedaan, zodat moeder zich op de nieuwe baby kan concentreren en ze elkaar goed kunnen leren kennen. Dan is het daarna in de drukte van het gezin zonder hulp makkelijker om de kleine signalen van de baby in de gaten te houden. Dat in de gaten houden van de baby gaat overigens in een groeiend gezin makkelijker als baby wordt gedragen. Zo kan het voeden wat makkelijk tussen alles in geschoven worden. Bij bepaalde manieren van dragen is het met wat oefening ook heel goed mogelijk om in de doek te voeden. Dat is vooral handig als er ook billen moeten worden geveegd als de kleine net aan het drinken is.
Een groot punt van verschil is de aard van elk volgend kind, zijn temperament, haar karakter. Het ene kind wacht beleefd en rustig op zijn beurt waar het andere luidruchtig zijn noden en wensen kenbaar maakt. Het ene kind houdt van uitgebreid tafelen en een flinke dut tussendoor, voor de volgende is eten een serieuze aangelegenheid waarbij elke afleiding uit den boze is en nog weer een andere snackt het liefste de hele dag door hier een hapje en daar een slokje. Dat is allemaal prima en heel normaal, maar het kan een moeder wel op het verkeerde been zetten als een volgend kind precies alles anders doet en wil dan de voorganger. Het kan een moeder onzeker maken als een kind maar om de paar uur wil drinken na een snacker ervoor. ‘’Kan hij wel genoeg binnenkrijgen met zo weinig voedingen?’’ Of als het andersom is: ‘’Ik heb vast niet genoeg voeding als mijn kindje dubbel zo vaak of vaker wil drinken dan zijn oudere zusje.’’
Elk volgend kind is een nieuw begin en elke keer heeft een moeder weer hulp en steun nodig. Een mens is niet gemaakt om alleen te zijn en een vrouw is niet gemaakt om in haar eentje moeder te zijn. De beschikbaarheid van morele en praktische steun is een vooronderstelling in de menselijke blauwdruk. Elk volgend kind is een nieuwe ronde met nieuwe kansen. En een nieuwe moeder die weer opnieuw  moet beginnen.