Foto: John Hurt als Winston Smith en Suzanna Hamilton als Julia in de verfilming van George Orwell's 1984, waarin de hele maatschappij wordt gecontroleerd met uitsluiting van empathie.
De zorg voor een kind is een van de belangrijkste taken die een mens in het leven kan krijgen en uitvoeren. Een nieuw mensje begeleiden naar volwassenheid; een nieuw mensje laten worden wat hij al in zich heeft. Vroeger dacht men anders over kinderen dan nu. Mens dacht bij tijden dat zij gewoon mensen waren die nog groter moesten worden. Onvolledige mensen als het ware, die veel aanmoediging nodig hadden om snel groot te worden. Die aanmoediging bestond over het algemeen niet uit positieve uitingen, maar eerder uit stevige, voelbare, pijnlijke en/of bedreigende aanmoediging. Als je niet snel groot werd of niet snel genoeg leerde liep het slecht met je af. In andere tijden dacht men dat een kind een leeg vat was, dat moest worden gevuld met kennis en kundigheden. En met vrees. Vrees voor autoriteit van wereldlijke of religieuze aard. Of beide. In weer andere tijden dacht men dat een kind een onbeschreven blad was, een ‘’tabula rasa’’, rein en onbedorven en dat men er enkel goede dingen op hoefde op te teken om tot een perfect mens te komen. Of men dacht dat een kind al zondig en onrein geboren werd en die onreinheid alleen met harde hand eruit kon worden gewerkt.
Geen van al die opvattingen, meningen en stromingen keek naar het kind zelf, het kind als mens, als echte en unieke entiteit. Men getuigde van weinig empathie voor het kind, weinig invoelend vermogen. Men kon zich er geen voorstelling van maken dat een kind een mens is, een entiteit. Goed zoals hij is, klaar om te zijn en klaar om te veranderen. Geen onbeschreven blad of leeg vat, maar ook geen klein volwassen mens, opgezadeld met de zonde der vaderen. Een kind wordt geboren op een bepaald punt in zijn ontwikkeling. Zijn fysieke make-up heeft hij meegekregen, inclusief karaktereigenschappen. Hij heeft een minder makkelijk definieerbaar deel, wat een ziel genoemd kan worden of een levensvonk, essentie of een wezen. Dat is een soort blauwdruk van mogelijkheden. Al tijdens zijn voorgeboortelijk leven heeft hij blootgestaan aan een uniek mengsel van invloeden van uit het lichaam van zijn moeder en van daarbuiten. Na zijn geboorte gaat dit proces verder. Na zijn geboorte gaat dat proces verder. Altijd bewegend, altijd ontwikkelend. Altijd af en volledig waar hij op dat moment is. Nooit af en nooit klaar tot het einde van zijn leven.
Elk mens wordt geboren met zijn eigen unieke plan of blauwdruk. Natuurlijk hebben mensen onderling veel overeenkomsten in die blauwdruk, zelfs een aantal wetmatige overeenkomsten, maar zeker ook heel veel persoonlijke variatie die de blauwdruk van elk mens uniek maakt. Na zijn geboorte heeft elk mens daarnaast een uniek complex van invloeden van mensen en dingen en omstandigheden in zijn omgeving die een unieke invloed op zijn blauwdruk hebben. Ook hier weer veel overeenkomsten en wetmatigheden, maar een nog grotere verscheidenheid in componenten en composities. Er bestaat niet zo iets als De Gemiddelde Mens of Het Gemiddelde Kind. Het dichtste bij een gemiddelde kun je komen met uitdrukkingen als ‘’over het algemeen’’, meestal’’, de meeste mensen’’, ‘’veel kinderen’’ en dergelijke. Bij gebrek aan een gemiddeld mens zijn er dus ook geen goed werkende methodes voor zorg en opvoeding die uitgaan van gemiddelden. Elk kind moet worden benaderd, verzorgd en opgevoed als het unieke individu dat hij is.
Om dat te kunnen doen hebben ouders en beroepsverzorgers en opvoeders een flink empatische vermogen nodig. Zij moeten zich kunnen inleven, invoelen in dat kind, in dat individu. Natuurlijk zijn er bepaalde wetmatigheden die in de meeste kinderen mogen worden verondersteld, maar de variatie is groter. Een groot probleem met die empathie is dat mensen die dat weinig hebben ervaren als baby en kind, daar als volwassene minder goed toe in staat zijn. Zuigelingen zijn al tot empathie in staat, maar dat moet wel worden gevoed om effectief en werkzaam te blijven. Iemand die als kind weinig heeft kunnen beginnen met zijn empathie loopt een flink risico daar alter moeilijker mee uit de voeten te kunnen. Dit resulteert dan voor hun kinderen ook weer in minder empatische werking. Maar het valt te leren. Gelukkig
Empathie begint met het een kans geven en dan versterkt het zichzelf steeds meer. De eerste kans die je je empatische vermogen als ouders en beroepsopvoeders en als zorgverleners kunt geven is je voor te stellen wat je zelf zou willen of niet willen. Gewoon het aloude spreekwoord: ‘’wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’’. Behandel elk mens op je weg zoals je zelf behandeld zou willen worden. Of die mens nu een volwassenen is of een kind; een vriend, collega of werkgever of werknemer; een cliënt of een zorgverlener. Vergeet even de schema’s, voorschriften, protocollen, routines, opvattingen en methodes, maar sta even stil bij de vraag: Wat zou ik willen, hoe zou ik nu door de ander willen worden behandeld als ik in zijn situatie was? Dat is het begin van invoelend of empatisch werken.