Pagina's

vrijdag 15 juni 2012

De kleine zeemeermin

‘’Ik ben niet geschikt voor borstvoeding’’. Vijfde in een serie Sprookjes en bakerpraatjes over borstvoeding
Foto: De Kleine Zeemeermin kijkt op de grens tussen twee werelden uit over zee naar de mensenwereld (Kopenhagen, Denemarken).

‘’Ik ga geen borstvoeding geven, hoor, dat is niks voor mij,’’ kondigde mijn schoonzus ruim 20 jaar geleden aan toen ze zwanger was van haar eerste en enige kind. Het was een verdedigende aanval - of een aanvallende verdediging - want ik had mijn vier kinderen (nummer vijf moest nog komen) de borst gegeven en deed ook al jaren ''iets in zo’n club daarover''. Voor mij was borstvoeding prima en geweldig, want ik was ‘’echt zo’n moeder-type’’ en ook soort van alternatief, maar voor haarzelf, nee dat werd niks.
Je hoort het vrouwen wel vaker zeggen dat zij ‘’geen type zijn om borstvoeding te geven’’. Kennelijk moet je een bepaald soort vrouw zijn om borstvoeding te geven. Alsof het een karaktereigenschap betreft of een talent. Alsof je tot een bepaalde wereld moet horen om dat te kunnen, zoals een zeemeermin alleen na ingrijpende ingrepen in de mensenwereld kan wonen. Wat is er, behalve een willige baby, nodig voor borstvoeding? En waarom zouden sommige vrouwen daarvan niet voorzien zijn, waardoor zij minder geschikt zijn om borstvoeding te geven?
Om borstvoeding te geven is een stel goed functionerende borsten nodig. Eén zou ook al volstaan. Een paar armen en handen om de baby vast te houden is ook handig, hoewel strikt genomen niet noodzakelijk. Een goed werkend hormonaal systeem dat wordt aangestuurd door een accuraat zenuwstelsel is vrij cruciaal, maar kan desnoods medicinaal worden ondersteund. Tot slot een minimale voorraad moedermelk nutriënten in de opslagplaatsen van het lichaam en voldoende voorraad en/of aanvoer van energie om de fabriek aan de gang te houden. 
Ik schat dat zeker 98% van alle vrouwen die een kind dragen en baren aan deze voorwaarden voldoet. Niks bijzonders, geen aparte bevolkingsgroep, niets engs of alternatievigs. Gewoon normale lichamelijke attributen en functies. Geen zwemvliezen, geen vissenstaart en geen kieuwen. Geen toverspreuken van enge petemoeien. Eigenlijk gewoon dat waarmee, in principe, elke mensenvrouw wordt geboren. Het zit hem dus niet in het lichamelijke deel.
Ergens niet het type voor zijn heeft dus te maken met hoe we denken en doen, of hoe we denken te doen.  Mijn schoonzus dacht dat ze een te nerveus type was; anderen denken dat ze de claim die op ze gelegd wordt niet aankunnen. Vaak wordt gedacht dat een nerveuze moeder een nerveuze baby maakt en dat een moeder die makkelijk de zenuwen krijgt maar beter de fles geeft. Om haar kind niet met haar zenuwen te besmetten als het ware. Waarschijnlijk valt het risico van overgewaaide zenuwen wel mee als je ze afzet tegen wat het kind op allerlei andere gebieden mist zonder borstvoeding. De claim die op een moeder wordt gelegd als zij borstvoeding geeft ligt lastiger. Want het is niet de borstvoeding die de claim legt, maar haar kind. Een baby, welke voeding hij ook krijgt, heeft zijn moeder nodig. Volcontinu. Lijfelijk. Borstvoeding is daarvan maar een deel. Ook een kind dat flesvoeding krijgt heeft lijfelijk contact nodig. Liefst met zijn moeder. Een vaste andere hechtingsfiguur zoals de vader of de partner van de moeder of oma of opa kan ook. Niet te veel verschillende mensen is het beste, maar veel verschillende mensen is altijd beter dan geen menselijk lijfcontact.
Een vrouw die moeder wordt en borstvoeding geeft hoeft veel minder op te geven dan een zeemeermin die als mens wil leven. Het enige wat ze wellicht moet aanpassen is haar vooropgezette idee van wat moederschap inhoudt.