Pagina's
▼
dinsdag 1 mei 2012
Bouwstenen
Soms schrijf je iets dat op dat moment goed lijkt, maar waar je gaandeweg meer en meer kriebels van krijgt. Dat overkwam mij bij het stukje dat ik gisteren schreef. Over borstvoeding als voedsel en als bescherming. Ik schreef: ‘’Voedingstechnisch mankeert er nog maar weinig aan kunstvoeding. Nu, ja, het zijn de verkeerde vetten en de verkeerde eiwitten en ook niet alle componenten in de juiste verhoudingen, maar het eindresultaat heeft toch een zekere gelijkenis met moedermelk, qua voeding dan.’’ Daarmee lijk ik de indruk te wekken dat ik kunstvoeding als voedsel eigenlijk wel soort van okee vind. Dat heeft toch een rectificatie nodig.
Kunstvoeding is een kunstmatige vervanging voor borstvoeding en het is verre van een soort van okee zuigelingenvoeding. Voor een heel erg klein aantal kinderen is een aangepaste melk absoluut levensnoodzakelijk, omdat zij bepaalde componenten van onbewerkte melk niet kunnen verdragen of verteren. Dan heb je het bijvoorbeeld over kinderen met - gelukkig zeldzaam voorkomende - stofwisselingsziekten als galactosemie. En kinderen waarvan de moeder geen melk kan maken, wat ook gelukkig een niet veel voorkomend fenomeen is, of die geen moedermelk mogen geven (bijvoorbeeld bij gebruik van enkele geneesmiddelen) en voor wie ook geen andere menselijke melk beschikbaar is – ja, die kinderen moeten ook wat eten en dan zijn we blij dat er een product is dat enigszins lijkt op menselijke melk. Maar ik moet nooit meer de vergissing maken ook maar te suggeren dat het een meer dan oppervlakkige gelijkenis is.
De oppervlakkige gelijkenis bestaat erin dat het net als moedermelk een melkachtige vloeistof is, bestaand uit water, vetten, eiwitten, koolhydraten, vitaminen, mineralen en sporenelementen. En het ene eiwit is het andere niet. De eiwitten in kunstvoeding zijn van niet menselijke oorsprong: van andere zoogdieren, meestal de koe, of van planten, meestal soja. En hoewel alle eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren en allemaal zorgen voor de groei en restauratie van cellen en weefsels, is de structuur heel anders. De eiwitten in koemelk zijn prima eiwitten voor de groei en ontwikkeling van kalfjes, met hun specifieke spijsvertering. Mensenkinderen hebben een heel anders soort spijsvertering en ze hebben ook andere behoeften op het gebied van groei en ontwikkeling.
Het verteren van eiwitten (dus het afbreken tot bruikbare bouwstenen voor het lichaam) is een lastige klus, waarvoor gespecialiseerde hulpstoffen nodig zijn in de maag en de darmen. Voor het verteren van koemelkeiwitten heeft een kalf allerlei gereedschap voorhanden. In de maag van een mensenkind worden koemelk eiwitten taaie kaas waar hij maar moeilijk raad mee weet. De uiteindelijke opbrengst van eenzelfde hoeveelheid eiwit is bij koemelk eiwitten lager dan bij menselijke eiwitten. Er is dus meer van nodig en er is meer energie voor nodig. Het is dus eigenlijk een niet erg economische voedselbron. Ook in soorten kunstvoeding waar de verhouding caseïne:wei-eiwit gunstiger is, is de vertering nog steeds moeilijker. Ook de koemelk wei-eiwitten zijn taaier dan de wei-eiwitten in moedermelk. Van moedermelk kun je dan ook met geen mogelijkheid fatsoenlijke kaas maken.
Naast voedingseiwitten zitten er in moedermelk ook grote hoeveelheden ongebonden aminozuren (eiwitbouwstenen) die allerlei andere functies hebben, met name op het gebied van de ontwikkeling van de hersenen, het zenuwstelsel en de ogen. Agostini et al onderzochten moedermelk en een hele verzameling poedervormige en kant en klare kunstvoedingen op de aanwezigheid van dit soort aminozuren. Zij vonden dat van de belangrijkste soorten (glutamine, glutaminezuur en taurine die samen ongeveer de helft van alle vrije aminozuren in moedermelk uitmaken) in kunstvoeding maar hooguit 10% zit van de hoeveelheid in moedermelk.
De samenstelling van moedermelk is niet altijd hetzelfde per moeder en bij moeders onderling, maar de kwaliteit is constant en hoog. Kunstvoeding heeft een constante samenstelling, maar een kwaliteit die weliswaar constant is, maar aan de lage tot zeer lage kant.
Agostoni C, Carratu B, Boniglia C, Riva E, Sanzini E: Free Amino Acid Content in Standard Infant Formulas: Comparison with Human Milk. Journal of the American College of Nutrition (2000) 19(4):434–43