Pagina's

dinsdag 24 juli 2012

Vergelijking

Foto: Fibonacci, de eerste mathematicus die een vergelijking maakte die schoonheid verbeeldt. A:B=A+B:C, waarbij : niet betekent ‘’delen door’’, maar ‘’staat tot’’
Een geliefde vorm van onderzoek die, mits correct uitgevoerd, tot deugdelijke, wetenschappelijk sterke conclusies en bewijzen komt is de RCT: Randomized Controlled Trial ofwel het willekeurig verdeelde en gecontroleerde uitproberen. Bij dit soort onderzoeken zijn de proefobjecten verdeeld in 2 of meer groepen. Eén groep is de controlegroep. Dat is de groep die de standaardbehandeling krijgt, de groep die als standaard geldt waarmee de andere zullen worden vergeleken. De andere groep of groepen krijgen een interventie, daar wordt iets anders mee gedaan. Het idee is dat de verschillende groepen in alle opzichten gelijk zijn en dat alleen wel of geen interventie en het soort interventie anders is. Alle factoren worden dus zoveel mogelijk gecontroleerd om willekeurige invloeden uit te sluiten. Bij voorkeur wordt het onderzoek ook nog geblindeerd. Dat wil zeggen dat de onderzoeksobjecten en degenen die de interventies toedienen of uitvoeren niet weten wat er in de interventie zit en welke groep wat krijgt.
Dit is de manier waarop bijvoorbeeld medicijnen worden getest. Alle proefpersonen krijgen ‘’pepermuntjes’’, maar noch degenen die de pepermuntjes uitdelen, noch wie ze slikken weet wat de gewone pepermuntjes zijn en in welke een bepaald medicijn zit. Vervolgens worden bij alle proefpersonen allerlei symptomen en reacties geobserveerd en geregistreerd. Tensotte gaan al die registraties naar de onderzoeker en die ziet pas wie wat kreeg en hoe iedereen op wat precies reageerde. In alle groepen zullen symptomen en reacties geregistreerd zijn, ook in de kale pepermuntjesgroep. Het lichaam is sterk in verbeelding: als het denkt dat er een medicijn is toegediend, begint het zelf alvast de zaken aan te pakken. Maar de onderzoeker zal naar alle waarschijnlijkheid patronen gaan zien in de manier van reageren en de ernst van reacties in de verschillende groepen. Op basis daarvan kan worden vastgesteld of een bepaalde interventie werkt en of die veilig is.
Bij goed wetenschappelijk onderzoek wordt dus een interventie vergeleken met een standaard. Dat is zo bij alle wetenschappelijke disciplines. Allemaal op één na. Als het gaat om onderzoek naar zuigelingenvoeding wordt plotseling de standaard vergeleken met de interventie. Men doet plotseling alsof een in een fabriek in elkaar geknutseld voedselachtig product de norm, de standaard is voor zuigelingenvoeding en gaat kijken of er een alternatief is, een interventie, zoals borstvoeding, waar wellicht voordelen aanzitten. Of die op zijn minst ook veilig is. En net zo min als je bij het uitgaan van de verkeerde startwaarden bij de reeks van Fibonacci tot een perfecte spiraal zult komen, zul je bij het uitgaan van verkeerde startwaarden bij onderzoek naar zuigelingenvoeding tot een fraai en waarachtig resultaat komen. Want hoe hard je ook probeert, de basiswaarheid kan niet worden bewezen, die is eer gewoon. Gevestigd en bevestigd en geperfectioneerd door vallen en opstaan in eeuwenlange evolutie.
Onderzoekers blijven het proberen. En andere onderzoekers blijven de onderzoeken die gedaan weren analyseren en interpreteren. En herhalen en bevestigen in dezelfde bewoordingen, uitgaand van de verkeerde standaardwaarden. En dus komen ze niet verder dan de vaststelling dat exclusief borstvoeding gedurende zes maanden niet schadelijk is, dat korter exclusief waarschijnlijk negatieve resultaten heeft. Tegelijkertijd stellen ze vast dat de meeste onderzoeken niet volgens RCT zijn uitgevoerd en er dus geen bindende conclusies over oorzaak en gevolg kunnen worden getrokken.
Daarom zal het ‘’wetenschappelijk bewijs voor de superioriteit van borstvoeding’’ altijd bestreden of zelfs geridiculiseerd worden door sceptici en tegenstanders. En gelijk hebben ze, want er is geen bewijs van superioriteit, dat is ook niet nodig. Borstvoeding is voor zoogdieren zoals de mens de standaardmanier van zorgen en voeden. Dat hoeft niet te worden bewezen, dat is al lang en breed een onwrikbaar wetenschappelijk vaststaand feit. In plaats van geld, tijd en energie daarin te steken werd dat beter gestopt in deugdelijk onderzoek naar de effectiviteit en veiligheid van de interventies, van de alternatieven. En naar manieren om de norm voor alle moeders en kinderen binnen bereik te halen. Moeders en kinderen hebben er namelijk echt op te krijgen wat gewoon is. In vergelijking met veel dierenmoeders komen veel mensenmoeders er maar bekaaid van af. Om over de kinderen nog maar niet te spreken.
Kramer MS, Kakuma R: Optimal duration of exclusive breastfeeding (Review). The Cochrane LibraryPublished Online: 21 JAN 2009
Ip S, Chung M, Raman G, Chew P, Magula N, DeVine D, Trikalinos T, Lau J. Breastfeeding and
Maternal and Infant Health Outcomes in Developed Countries. Evidence Report/Technology
Assessment No. 153 (Prepared by Tufts-New England Medical Center Evidence-based Practice
Center, under Contract No. 290-02-0022). AHRQ Publication No. 07-E007. Rockville, MD:
Agency for Healthcare Research and Quality. April 2007.