Pagina's

donderdag 29 september 2011

En voor Baby een Broodje Aap

Foto: Loretta Devine als Reese Wilson in Urban Legend
Van mijn laatste 10 consulten gingen er zeker 7 over onvoldoende groei, of verondersteld onvoldoende groei. Wat opvalt, ondanks de heel verschillende verhalen en omstandigheden, is dat de reacties van de behandelende zorgverleners grote overeenkomst vertonen in inadequaatheid. Ofwel er is sprake van verregaande ‘’wait-and-see’’ aanpak alsof er bij niets doen plotseling iets zal veranderen in de uitslag. Ofwel ‘’ligt het aan de borstvoeding’’ en heeft moeder klaarblijkelijk –volgens de zorgverlener- onvoldoende melk of melk met beperkte voedingswaarde. In beide soorten gevallen is het advies om kunstvoeding bij te geven. Zowel bij de diagnose als bij de genoemde oorzaken en aanbevolen behandeling kunnen discussiepunten gesteld worden. De groei van een kind is geen op zichzelf staande grootheid die exclusief bepalend is voor het al dan niet gezond zijn van een kind. Even belangrijk zijn de indicatoren voor lichamelijke en mentale ontwikkeling en gedijen. Groeicurves of groeistandaarden geven gemiddelde waarden voor groei in lengte en gewicht weer. een gemiddelde bestaat echter slechts bij de gratie van de uitersten en het is dus helemaal niet de bedoeling dat alle kinderen precies het gemiddelde volgen. Een groeistandaard geeft meer de richting aan dan de precieze weg. Wanneer een kind over langere tijd gemeten gemiddeld op de lijn blijft die wordt ingezet op het punt van zijn geboortegewicht (of zijn laagste gewicht) en daar niet meer dan een standaarddeviatie naar boven of onder van afwijkt, gaat de groei op het eerste gezicht goed. Toch moet dat ‘’goed gaan’’ altijd worden bevestigd door klinische waarnemingen aangaande ontwikkeling en gedijen. Andersom kan een kind op basis van zijn groeilijn te langzaam lijken te groeien, terwijl alle andere klinische factoren positief zijn. Als dat het geval is, kan het een goed idee zijn op zoek te gaan naar mogelijke oorzaken voor de afwijkende groei, anders dan de soort voeding.
Dan de diagnosestelling en behandelvoorstellen. Bij kindjes die borstvoeding krijgen wordt al snel gedacht dat het wel aan de borstvoeding zal liggen (te weinig of te weinig voedzame melk) en wordt bijvoeding aangeraden. Te weinig melk kan, er zijn inderdaad vrouwen die niet in staat zijn voldoende melk te maken, maar dat is relatief zeldzaam en wordt eerder in gevallen per duizend dan per honderd gerekend. ‘’Melk met niks derin’’ is een urban legend, een broodjeaapverhaal: zeer hardnekkig en schijnbaar met een hoog waarheidsgehalte. Melk die moeders maken voor hun kind is altijd perfect van samenstelling en bevat alles wat een kind nodig heeft. Maar het kan wel zijn dat een kind er in totaal niet genoeg van krijgt, dat hij niet dat deel krijgt van de melk dat hij nodig heeft, of dat hij door omstandigheden meer dan gemiddeld nodig heeft.
Een borstgevoed kind dat onvoldoende groeit en waarbij dat ook werkelijk een gezondheids- of ontwikkelingsprobleem oplevert, moet als eerste goed worden nagekeken: zijn er mogelijk oorzaken waardoor hij meer voeding dan verwacht nodig heeft om waarom hij niet voldoende opneemt uit de voeding die hij krijgt. Aan de kant van de voeding moet eerst een goed borstvoedingevaluatie worden uitgevoerd: hoe vaak drinkt het kind; drinkt hij dan ook echt met aantoonbare melktransfer; drinkt hij 1 of 2 borsten per keer; op welke indicaties en door wie wordt bepaald of het tijd is voor een voeding, de andere borst en het einde van een voeding; hoe zijn de aanleg- en drinktechnieken van respectievelijk moeder en kind; hoe groot is de melkproductie en zijn de borsten na een voeding leeg; zijn maar enkele van de beantwoorden vragen. Vervolgens wordt waar nodig en mogelijk de borstvoedingtechniek geoptimaliseerd en de intake van melkvolume en energetische waarde verhoogd. In vrijwel alle gevallen zal dat leiden tot versterkte groei.
En in de meeste van mijn gevallen van onvoldoende groei: te weinig voedingen per etmaal, omdat men nog steeds dat andere broodjeaapverhaal aanhangt dat het gewicht en de leeftijd van een kind bepalend zijn voor de frequentie van zijn voedingen en het volume per voeding.